Ineke Riem vertelt over Jane Austen en de Brontë zussen.

Ineke Riem studeerde aan de Gerrit Rietveld Academie, ze debuteerde met Zeven pogingen om een geliefde te wekken in 2013 en ontving zowel lovende recensies als literaire prijzen voor de sprookjesachtige wereld van het oer-Hollandse dorpje Oudering, waarin het de vraag is wie van de dorpelingen erin zal slagen om het artistieke meisje Lobia weer uit haar zelfverkozen slaap te wekken. Ineke vertelt openhartig over de verschillende beren die ze op haar weg tegenkwam (wat niet wegneemt dat ik de kleur van haar haar sowieso associeer met onoverwinnelijke figuren zoals  Ginny, Melisandre en – niet te vergeten – Pippi Langkous) en hoe ze zichzelf ondanks de tegenslagen hervond.

Ik ben bijna de Amstelveenseweg afgelopen wanneer ik me realiseer dat ik waarschijnlijk terug moet naar het oude Haarlemmermeerstation. Als ik tegen de wind in over een brug stap en een groepje ganzen aan het water zie staan, denk ik vol weemoed terug aan de dagen waarin ik nog aan de hand van mijn opa langs de Amsterdamse grachten huppelde. Mijn opa was als kroegtijger kind aan huis in alle bars, cafés en koffiehuizen, knoopte met iedereen een praatje aan en genoot van het stadse leven. Toen vond ik het de normaalste zaak van de wereld dat ik aan zijn hand kris kas door Amsterdam werd geloodst en op de schoonheid van de stad werd gewezen, pas nu begrijp ik dat het een blijvend cadeau is dat hij me heeft gegeven. Hij heeft me leren kijken, leren zien. Soms kan ik hem nog uitbundig horen zingen, maar het is een mistroostige grijze dag.

Waarschijnlijk vond ik het meest ontluisterende aspect tijdens het opgroeien de ontdekking dat mijn opa niet helemaal normaal was, maar ooit als manisch-depressief is gediagnosticeerd. Als kind had ik nooit het gevoel dat er iets mis was, ik kende hem niet anders dan als een uitbundige man met een groot hart. Hij was de ultieme belichaming van joy-de-vivre. En hij is waarschijnlijk de reden dat ik nog steeds af en toe sta te lullen met zwervers, want hij leerde me dat je met iedereen kunt kletsen. Daarom klop ik zonder aarzelen aan bij het gebouw dat niet langer in gebruik is als station en zwaai naar de vrouw met het vuurrode haar die me vanuit het raam begroet. Het doet me denken aan m’n lievelingsjeugdboek Oh, wat een fijne dag, waarin alle kinderen voor het slapen uit het raam hangen om elkaar welterusten te wensen.

Niet veel later heb ik in het halfduister een hoop treden beklommen om binnen te stappen bij wat vroeger ongetwijfeld de bovenkant van het Haarlemmermeerstation is geweest. In dit monumentale pand word ik verwelkomd door twintig verschillende soorten thee, een imposante picknicktafel a la Alice en een zwarte kat met witte sokjes. Het is een warm welkom in  de knusse schrijverskamer van Ineke Riem. Van de typemachine in de hoek, de sierlijke schelpjes die  op een kist liggen gerangschikt tot de tekeningen aan de muur; alles aan deze ruimte ademt rust. Ik kan de dromerige stem van Birdy tussen de muren horen neuriën. Soms kom je in van die huizen terecht waar je de indruk krijgt dat zelfs de klopgeesten die er rondwaren zich niet al te druk maken en zich waarschijnlijk alleen maar opkrullen om een beetje te lezen. Terwijl Ineke zelfgebakken stukken cake voor ons gaat halen maak ik kennis met Nuri.

Ineke Riem komt terug met de stukken cake en schuift aan tafel. We kletsen over haar studie aan de Gerrit Rietveld academie, haar tijd als docent Nederlands en hoe ze uiteindelijk spontaan een hoofdstuk uit een verhaal wat ze  voor haar plezier had geschreven publiceerde in De Gids. Ze debuteerde met Zeven pogingen om een geliefde te wekken in 2013 en ontving zowel lovende recensies als literaire prijzen voor de sprookjesachtige wereld van het oer-Hollandse dorpje Oudering, waarin het de vraag is wie van de dorpelingen erin zal slagen om het artistieke meisje Lobia weer uit haar zelfverkozen slaap te wekken. Ineke vertelt openhartig over de verschillende beren die ze op haar weg tegenkwam (wat niet wegneemt dat ik de kleur van haar haar sowieso associeer met onoverwinnelijke figuren zoals  Ginny, Melisandre en – niet te vergeten – Pippi Langkous) en hoe ze zichzelf ondanks de tegenslagen hervond.

Wanneer ik terug naar Nuri blik zit hij recht overeind. Hij heeft zijn witte sokjes keurig naast elkaar gezet en zijn snorharen nieuwsgierig naar voren gericht. Met zijn gele ogen werpt hij me de typische broedende kattenblik die ik zo gewend was van mijn eigen edelachtbare, de blik die iets lijkt te zeggen als: ‘Welkom in mijn land, dierbare gast. Zijne majesteit heeft u net de gratie verleend om in dit koninkrijk uw taak te vervullen.’ Ineke moet hartelijk lachen en misschien verbeeld ik het me, maar Nuri werpt me volgens mij een cheshire cat smile.

Wat is beslist het boek dat iedereen gelezen moet hebben voor hij of zij sterft?

“Dat is natuurlijk helemaal afhankelijk van wie je voor je hebt. Ik kan wel zeggen dat iedereen Siddharta (1969) van Hermann Hesse gelezen moet hebben voor zijn dood want ik vind het geweldig, maar ik kan me voorstellen dat er mensen zijn die er niets mee kunnen en dat het dan een beetje triest is om dat op je sterfbed te lezen. Ik denk dat het belangrijk is om het juiste boek aan iemand op het juiste moment te geven, dat is helemaal afhankelijk van iemands persoonlijke ontwikkeling. Siddartha gaat over een brahmanenzoon die zijn leven wijdt aan het zoeken naar zijn ware zelf. Het is heel sprookjesachtig, een verhaal over spirituele groei in een tijdloze wereld. Je leest hoe Siddartha tijdens zijn levensweg verlicht raakt.”

Wat vond je het meest ontwrichtende of verwarrende boek dat je ooit hebt gelezen?

“Ik was lang boos over Tirza (2006) van Arnon Grunberg [note: Grunberg’s boeken vallen tot nu toe stuk voor stuk in de categorie ontwrichtend]. Ik had me helemaal met de Jörgen verbonden, maar de auteur vermorzelt hem volledig. Aan het einde van het boek is er niets meer van hem over, hij is aan alle kanten kapot gemaakt. Daar was ik heel boos over, want ik denk eigenlijk dat je ondanks alles in het reine moet komen met je daden. Het boek eindigt met zijn ontmaskering, maar ik vraag me af hoe hij gaat verwerken wat hij heeft gedaan. Je moet hoe dan ook verder, maar die stap in zijn groei, dat zit er niet in. Dus eigenlijk houdt het boek op waar ik vind dat het had moeten beginnen. Want iedereen begaat misstappen in zijn leven, soms hele grote, en daarna moet je door. Dat is het punt waarop het echt interessant wordt.”

Van welk boek was je ongelooflijk diep onder de indruk?

“Ik denk dat De ontdekking van de hemel (1992) ontzettend veel indruk op me heeft gemaakt. Ik las het toen ik zeventien was tijdens de kerstvakantie. Ik ben opgevoed met veel mythes en bijbelse verhalen, dus het was geweldig om mee te gaan in de mytische wereld van Mulisch, waarin engelen een belangrijke rol spelen. Quentin is ook zeventien in het verhaal, dus dat voelde bijzonder. Het is bovendien geweldig avontuurlijk. Later in datzelfde jaar gingen we met onze eindexamenklas naar het Pantheon in Rome en bezochten de plekken waar het zich afspeelt, dat was heel gaaf. De Ontdekking van de hemel is zo’n geweldig groot kunstwerk.”

Welk boek is door dik en dun altijd een steun en toeverlaat geweest?

“Ik ben geen grote herlezer, maar ik voel me thuis in in de 19e eeuwse romans van Jane Austen en de Brontës. Hun wereld is nog een stuk eenvoudiger dan de onze, de romans spelen zich voornamelijk af op het platteland. In de verhalen vind je een bepaalde eenvoud, waar je ontdaan bent van de moderne poespas. De personages worden gewoon terug geworpen op hun staat van zijn. Ik houd bovendien van het Engelse landschap, dat vormt de setting in hun boeken.”

Maar in vergelijking met Jane Austen schreven de Brontës wel totaal andere romans wanneer het op de liefde en sociale conventies aankwam. Ben je meer een Austen of een Brontë fan?

“Wat ik waardeer in het werk van Jane Austen is de enorme humor die ze bezit, ze beschrijft haar personages met een bepaalde lichtvoetigheid en maakt ze een beetje belachelijk, maar tegelijkertijd proef je ook de beknelling van vrouwen. Het feit dat ze geen kant op konden. Hun opdracht was een man vinden en trouwen want verder was er niets. Wat deed je eigenlijk met je leven als vrouw wanneer je eenmaal getrouwd was? Beetje thee zetten en gasten ontvangen. Het is inhoudsloos, dat is wrang. Bij de Brontës is een van m’n favoieten The Tenant of Wild Hall (1848) van Anne Brontë, dat is minder bekend dan Jane Eyre (1849) maar het is een heel tof boek.”

[Ineke haalt diep adem]

“Er wordt gezegd dat de Tenant de eerst feministische roman is, het verscheen in 1848 onder Anne’s pseudoniem Acton Bell. Het gaat over een vrouw van stand die haar man verlaat omdat hij gewelddadig en alcoholverslaafd is. Met hun zoontje verlaat ze hem en betrekt een oud landhuis onder het mom dat ze weduwe is, wat echt totaal not done was in die tijd, je kon niet eens scheiden. Het is een heel gedurfde zet en het kan natuurlijk niet lang duren voordat het uitkomt. Ze raakt bevriend met een jonge ontwikkelde boer en het verhaal is helemaal vanuit zijn perspectief geschreven. Ik vond hem volstrekt geloofwaardig, daar zit de kracht in. Na de dood van Emily is Anne redelijk snel overleden dus ze heeft geen groot oeuvre opgebouwd, maar ik vond The Tenant eigenlijk beter dan Wuthering Heights (1848).”

 [Nuri schaart zich bij Keats]

“Wuthering Heights is een kroniek waarin je leest hoe het drama van de ene generatie doorsijpelt in de volgende generatie, daar werd ik heel naar van. En ik vind echt dat onze lieve Jane in Jane Eyre die Mr. Rochester had moeten vergeten. Het is misschien wel een byronische held maar hoe hij probeert te onderzoeken wat ze voor hem voelt door die Blance Ingram uit te nodigen, wat een manieren. Byronische helden hebben die duistere kant, maar van mij hoeft dat niet zo. Je moet als vrouw uit zelfliefde goed voor jezelf zorgen en weten welke mannen je niet in je leven toe moet laten. Maar de verbinding tussen Jane en Bertha Mason is [madwoman in the attic] natuurlijk wel enorm spannend. Jane Eyre was een van de inspiratiebronnen voor mijn nieuwe roman, de hoofdpersoon studeert kunstgeschiedenis en is gespecialiseerd in 19e eeuwse kunst. De hoofdpersoon is een man die trouwens wel aansluit op de traditie byronische helden, het is niet een heel sympathiek figuur.”

Vind je het moeilijk om in de huid te kruipen van een onsympathiek karakter?

“Dat was in mijn debuutroman ook zo, ik heb een aantal hoofdstukken geschreven vanuit een stokoud dametje van 92. Ze was echt zo’n zure oude vrouw, iemand die helemaal in haar desillusies vastzit. Het is ontzettend vermoeiend om aldoor een verbitterd en zuur iemand te zijn, dat kost veel energie. Nu merk ik ook met m’n mannelijke personage dat het een uitdaging is om je voor een langere tijd te verbinden met iemand die ver van je afstaat. Maar ik schrijf niet voor niets over ze. Natuurlijk zit er ook een stukje van jou in de personages, dus dat is interessant om aan het licht te laten komen. Ik had ook een stuk zuurheid omdat ik geen schrijver was geworden, dat resulteerde in een bittere blik op de wereld. Maar je leert jezelf door die personages kennen. Het zijn bij mij altijd bijzondere types, ik dol met ze en zo leer ik om te gaan met mijn eigen donkere kantjes.”

Hoe ziet je eigen boekenverzameling eruit?

“Klein maar redelijk divers. [Ineke wijst naar de boekenkast links van de tafel] Ik heb veel Nederlandse literatuur, kunstgeschiedenis, reisboeken, buitenlandse literatuur, mijn favoriete jeugdboeken en [Ineke wijst naar de boekenkast rechts] twee planken met poëzie. Bij mijn bureau bewaar ik boeken over de natuur en persoonlijke groei. Natuurboeken gebruik ik vaak als naslagwerken, omdat in mijn romans ook veel natuur voorkomt. De boeken over persoonlijke groei en zingeving lees ik het meest. ‘Waarom zijn we hier? Wat doen we hier? Waar gaat het om?’ zijn de kernvragen in mijn leven. Mijn lievelingsboeken zijn die van Eckhard Tolle. Als ik zijn werk lees voel ik rust. Ik mis dat bij veel literatuur, omdat veel auteurs helemaal niet bezig zijn met verlichting bereiken. Redelijk wat boeken zijn geschreven vanuit het ego, of vanuit pijn. Zelf zoek ik juist een boek wat mij kan optillen, dat me optilt van mijn ego en naar een hogere staat van zijn brengt, maar dat klinkt natuurlijk snel wollig. Ik haal een bepaalde vredigheid en vrolijkheid uit zijn werk, die heel prettig is. Het soort vredigheid die ook ervaar wanneer ik mediteer.”

Zijn je leeservaringen veranderd naarmate je ouder bent geworden?

“Een belangrijke verandering is dat ik mijzelf nu belangrijker vind dan het boek. Vroeger dacht ik wanneer een boek een beetje stroef las, dat ik vooral door moest bijten, maar dat doe ik nu niet meer. Als het boek mij niet zoveel brengt, leg ik het gewoon weg. Wat ik ook merk is dat ik sneller vergeet waar een verhaal over ging. Misschien komt dat omdat je in je jeugd nog een onbeschreven blad bent, boeken als Max Havelaar [1860] van Multatuli hebben zo’n diepe indruk op mijn ziel gemaakt dat ze me sterk hebben gevormd, dat is tegenwoordig niet vaak meer zo. In die zin lees ik vooral voor de stijl, het verhaal is minder belangrijk. Dimitri Verhulst heeft zo’n enorm geweldige stijl.”

Je hebt Nederlands gegeven op een middelbare school, behandelde je vooral klassiekers of vond je het leuk om van het gebaande pad af te wijken?

“Bij Nederlands probeerde ik een beetje de best of both worlds te behandelen, klassiekers maar ook boeken die net uit waren. Ik heb bijvoorbeeld Philip Huff’s – Dagen van Gras (2009) besproken, hij is toen ook bij ons langs geweest. Ik denk wel dat het goed is om boeken van jonge auteurs te behandelen, want ze staan vaak net iets dichterbij jongeren, om die literaire wereld als het ware voor ze te openen. Toen ik zelf op de middelbare school zat, in de tweede helft van de jaren negentig, las ik vooral Abdelkader Benali, Hafid Bouazza en Naima El Bezaz. Hun boeken las ik graag want ik kwam uit een klein dorp, dus zij openden een hele nieuwe wereld voor mij. Maar mijn leraar Nederlands vond het allemaal te nieuw, dus we hadden helaas niet zoveel te bespreken bij mijn mondeling.”

Zijn er bepaalde taboes in de literatuur of onderwerpen waar van jou meer over geschreven mag worden, heb je het idee dat er onderwerpen zijn die schrijvers nog steeds onbewust schuwen?

“Er zijn niet zoveel taboes, maar ik denk wel dat spiritualiteit geen sexy onderwerp is. Ik heb zelf het gevoel dat ik in een bepaald hoekje wordt gezet als ik erover zou schrijven. Terwijl yoga, mindfulness en meditatie overal worden beoefend, zowel in het onderwijs als het bedrijfsleven hebben ze veel effect. Het is een voorbode die aangeeft dat er in de maatschappij iets aan het veranderen is en dat zie ik nog niet terug in de literatuur. Je ziet dat mensen wel steeds bewuster in het leven staan, maar het is een soort stille revolutie. Dat er weinig plek voor is in de literatuur komt denk ik omdat het intellect daar nog altijd op de troon zit. Toch gaat al dat oeverloze denken ons niet verder brengen, het staat juist haaks op het ego en je gedachten leren loslaten.”

Welke boeken hebben je geïnspireerd voor je eigen werk?

“Bezoek van de knokploeg (2011) van Jennifer Egan, De geschiedenis van de liefde van Nicole Krauss (2005) en Extreem Luid&Ongelooflijk dichtbij (2005) van Jonathan Saffran Foer. Ze gaan vrij met vorm om, spelen met de narrativiteit, gebruiken gekke lijstjes, verwerken foto’s in hun werk en zijn gek op het poëtische spelen met taal. Aan het einde van de roman van Kraus vind je allemaal versnipperde kleine stukjes tekst. Ik denk dat de boeken me doen denken aan mijn jeugd, de jaren tachtig heeft veel creatieve kinderboeken opgeleverd, ik was gek op de boeken van Tonke Dragt, zoals De brief voor de koning (1962) en De Zevensprong (1966). Dat heb ik denk ik terug gevonden bij die Amerikaanse auteurs. Maar ook in Multatuli, want in de Max Havelaar vind je ook een novelle, een parabel, een toespraak en een lange opsomming van de titels van de artikelen uit het pak van Sjaalman.”

Wat is de belangrijkste les die je ooit uit een boek of bundel hebt getrokken?

“De belangrijkste lessen voor mij komen uit The Artist’s Way (1992) van Julia Cameron, dankzij haar boek heb ik geleerd hoe je met creativiteit omgaat. Ze heeft me geleerd om mezelf te bevrijden van beperkende opvattingen, waardoor ik nu heel vrij kan leven en creëren. Ik dacht bijvoorbeeld altijd dat ik per sé schrijver moest worden omdat mijn leven anders geen zin had, van dat idee ben ik gelukkig verlost. Ik denk dat ik van De kracht van het nu (1999) van Eckhart Tolle heb geleerd dat je je denken niet bent. Wat je wel bent is een bewustzijn. Zeven jaar geleden was ik vastgelopen en behoorlijk somber, het was wel tijd dat ik iets anders aan zou pakken, anders was ik op mijn achtentwintigste een zuur oud wijf geworden. Het was een lange weg, maar als je mediteert leer je gaandeweg steeds meer van je ego los te laten en wordt alles eenvoudiger. Ik leef meer in het moment.”

Er liggen hier ook veel dichtbundels. Wat is je lievelingspoëzie?

“De eerste poëzie waar ik aan verslingerd raakte waren de gedichten van John Keats. Keats is erg humoristisch, gevoelig en soms een beetje duister, dat sprak me allemaal erg aan toen ik zestien was. Tijdens m’n studie ontdekte ik Lucebert. Hij is volgens mij de grootste dichter van Nederland. Als je hem leest raak je automatisch geïnspireerd, de creativiteit stroomt aan alle kanten over, hij is de opa van de poëzie en leeft door in zijn werk. Ik zie hem als mijn geestelijke opa.”

Welk boek leest zoals Janine Jansen met haar strad klinkt?

“Dan moet ik denken aan Godenslaap (2008) van Erwin Mortier, zijn stijl is zo goed, op elke bladzijde staan prachtige zinnen. Als auteur moet je een paar bladzijden per keer lezen en het dan snel weer wegleggen, anders kun je niet meer schrijven.”

Met welke (grote, gekke, idiosyncratische) schrijver zou je tenslotte wel een avondje willen stappen?

“Ik denk met Paul van Ostaijen. Ik zou het heel tof vinden om met hem in de jaren tien of twintig te gaan dansen, in navolging van zijn debuutbundel Music-Hall (1916), in Antwerpen of Berlijn, waar hij een paar jaar woonde. Hij is heel jong overleden, ik weet niet hoe oud hij precies geworden is. Maar ik zou met hem praten over de laatste peirode van zijn leven. Zijn laatste gedichten zijn zo interessant, het spel met typografie zo geweldig. Ik had ooit een T-shirt met ‘Hulde aan Singer’, dat droeg ik op de middelbare school. Ik zou graag met hem rond willen hangen in de jaren twintig.”

Wanneer ik die avond over het Rembrandtplein been om de nieuwe James Bond te bezichtigen, weet ik nog niet dat er aanslagen in Parijs zullen plaatsvinden. Mijn hoofd zit bij de Brontë-zusjes. Wat lijkt het me heerlijk om  in een woest landschap te vertoeven, de wind langs je huis te horen huilen en jezelf in alle eenzaamheid op te kunnen sluiten, los gezongen van de blikken van anderen, statusangsten of eindeloze updates. Wanneer het nieuws van de aanslagen in Parijs me bereikt, denk ik aan de manier waarop Ineke de Brontë-zusjes heeft besproken.

Ze schreven hartstochtelijk over byronische helden, duistere heldinnen en wraaklustige  zielen (die na hun tragische einde van de weeromstuit natuurlijk meteen begonnen met spoken). Over karakters die helemaal opgingen in het ontrafelen van een web van geheimen, meestal gesponnen door het  wezen dat ze liefhadden. Violent delights die als stuiptrekkingen door hun hart sidderden hielden de Brontë’s in de greep. Met de geheimzinnige held zowel als de aanstichter als verlosser. Maar nu mijn blik  terug naar de wereld wordt getrokken realiseer ik me dat ze ons onbewust ook schatten van een verloren tijd hebben overhandigd, de laatste restanten van een periode die ik me eigenlijk nauwelijks meer voor kan stellen.

Ik ben als de dood dat ik op een dag wakker zal worden en het normaal vind dat er op iedere hoek van de stad bewaking staat, er dankzij drones per ongeluk bommen op ziekenhuizen worden gegooid en het regelmatig voorvalt dat er mensen in restaurants lukraak worden neergeschoten. Ik ben bang dat de krantenberichten over verdwijningen,  moordzuchtige IS strijders en het afbrokkelende Europa aan de orde van de dag zullen blijven tot er geen strenge winters meer zijn. Tot er overal wantrouwen heerst. Tot iedereen is teruggeworpen op het Newspeak. Tot de benevelende werking van de liefde me er niet meer uit gaat redden. En ik voor het voldongen feit word gezet dat ik me zonder morren heb overgeleverd aan een politiek spel van machtsbeluste onnozelaars.

Ik denk terug aan mijn opa als een rots in de branding. Hij is een herinnering om te koesteren en me aan vast te houden. Hij staat in een schril contrast met de huidige tijd, als een man die van oudsher nog zoiets als gezond verstand bezat. De wereld tuimelt van crisis naar crisis, en toch gaat de verschuiving haast geruisloos, de onvermijdbare gang van het dagelijks leven maskeert het geweld. Zou er inderdaad een stille revolutie gaande zijn die nu nog als een winterbloem ondergronds kracht aan het inwinnen is, zoals Ineke aangaf? Van mij mag die zich wel een weg naar boven klauwen, want het lijkt net alsof we ondertussen niets hebben geleerd. Terwijl ik met mijn ov-chipkaart over Amsterdam CS wandel en incheck loop ik voor mijn gevoel haast onzichtbaar uit Jane Eyre linea directa de Handmaid’s Tale in.

Aanbevolen artikelen