Jente Jong vertelt over theater, cabaret en Connie Palmen.
Jente Jong is actrice, theatermaker en debuteerde onlangs met Het intieme vreemde bij uitgeverij Querido. Het intieme vreemde is een psychologische roman waarin dagboekfragmenten van haar moeder zijn verweven met het verhaal van Sarah, een actrice die van het toneel vlucht nadat ze waant haar moeder in de Albert Heijn te hebben gezien. Dat lijkt op zich geen ongewone situatie, zij het niet dat haar moeder al jaren in het dodenrijk vertoeft. Sarah besluit de rol van caissière aan te nemen om dichter bij de mysterieuze vrouw in de buurt te komen. “Ze vindt haar moeder uiteindelijk wel, maar niet op de manier waarop ze verwacht” verklapt Jente met lichtjes in haar ogen, terwijl we in een hoekje van Le Pain grote mokken thee bestellen.
Smalle blaadjes dwarrelen als gouden bloesem door Zuid terwijl de wind door de straten huist en paddenstoelen in de gekste vormen uit de grond zwellen. Druppel gevormde oorbellen van warme jade schitteren langs mijn spookachtige (lees: veel te snel bleek geworden) reflectie in de etalage. Tegen de achtergrond van deze vegeterende kleurenzee straaltboekhandel Mulder rust uit.
Buiten vliegen de schimmeldraden (mijn moeder en tante houden stug vol dat ik de herfst anders moet bekijken, maar die voeren ook al jaren campagne voor de eindeloze reeks merites van de champignon, dus ik ben niet helemaal overtuigd van zuivere motieven), maar binnen staan woorden gedrukt die talloze seizoenen hebben doorstaan. De klanten hupsen rond als rusteloze uilen met verwarde verenpakken: door het gebrek aan een fatsoenlijke nazomer zijn we allemaal vroegtijdig in de rui. En ik ruik overal warme kaneelthee.
Mijn oog valt op een jonge vrouw in een mosgroene regenjas die een elegante hand uitstrekt naar een bundel boven zich. Bruine lokken hangen in slierten over haar schouders. Ze snuffelt bij de poëzieafdeling met een indrukwekkende sereniteit, heeft dezelfde kristalheldere ogen als mijn opa en iets onmiskenbaar Amsterdams in de manier waarop ze een mengeling van kordaat en relaxed is. Dat vind ik geruststellend, alsof er nu in iedereen een klein stukje Van der Laan woont. Ik heb haar maar één keer eerder in de boekwinkel gesproken en toch voelt de manier waarop ze me zonder verdere plichtplegingen door de Cornelis Schuyt loodst als vanouds.
Noem eens drie lievelingsboeken
“Extreem luid & ongelooflijk dichtbij (2005) van Jonathan Saffran Foer vond ik prachtig omdat ik erg houd van het perspectief van kinderen en jongvolwassenen. Wanneer je als schrijver de denkwijze van een kind op kunt schrijven zonder dat het te simpel of kinderlijk wordt, ga ik er meteen in mee. De visie van kinderen is zo puur en oprecht. Hun blik is nog los van veel filters.”
“De Belofte van Pisa (2013) van Manou Bouzamour vond ik erg goed en realistisch. Het boek geeft een inkijk in het leven van een islamitisch gezin in een kleine flat in Amsterdam. Het hoofdpersonage (Samir) heeft de belofte aan zijn broer gedaan, die inmiddels zelf in de gevangenis zit, om het gymnasium af te maken. Hij probeert die belofte te houden, maar weet de verleiding van de straat soms maar moeilijk te weerstaan.”
“Ik werk veel met kinderen die een multiculturele achtergrond hebben en herkende die innerlijke tweestrijd. Ik vond het goed door de rijke schakeling aan nuances die het had. Geschiedenis van de liefde (2015) van Nicole Krauss vond ik tenslotte erg kloppend, mooi zonder dat het sentimenteel werd. Maar goed, drie boeken noemen is eigenlijk onmogelijk.”
Hoe is het om als theaterdocent te werken?
“Ik geef het liefst theaterles aan kinderen die niet geregeld in het theater of over de vloer komen. Bijvoorbeeld aan kinderen die het niet vanuit huis meekrijgen of een rugzakje hebben. Ik houd ervan om samen met ze te kijken naar de manier waarop de dingen in elkaar zitten en waarom de samenwerking wel of niet lukt.”
“Een school vroeg me laatst of ik in een klas met groep 7/8 een pedagogisch klimaat wilde creëren. Ik heb toen een aanzet gegeven waar de docenten mee verder konden werken. We voeren tijdens zo’n sessie gesprekken over wat er wel en niet leuk is in de klas en ik vraag wat voor suggesties voor verbetering ze zelf hebben. De kinderen hebben veel samenwerkingsoefeningen gedaan. Vaak gebeurt er iets moois tijdens die theaterlessen.”
Welk boek is door dik en dun altijd een steun en toeverlaat voor je geweest?
“Ik moet dan meteen denken aan de gedichten van Hans Lodeizen die ik tijdens mijn periode op de toneelschool heb gekregen. Ik weet nog dat er in de eenvoud van zijn gedichten zo’n enorme kracht school. Hij schetst alledaagse situaties waarin hij thema’s als verlangen en verlies mooi weet neer te zetten. Zijn poëzie heeft iets hoopgevends.
Laatst reed je me voorbij met vier
andere mensen in een oude auto
en ofschoon jij de enige was die
niet omkeek, wist ik toch dat jij
de enige was die mij herkende.”
Wat zijn je lievelingsjeugdboeken?
“Mijn favoriete auteurs zijn Roald Dahl, Guus Kuijer en Annie M.G. Schmidt. Het zijn klassieke schrijvers die ik aan mijn kinderen zou voorlezen. De eerste keer dat je de gedichten van Annie M.G. Schmidt hoort denk je: ‘wat een plezier en kracht, wat een humor zit hierin’. Ik vind Pluk van de Petteflet (1971) van Annie M.G. Schmidt en Met de poppen gooien (1975) van Guus Kuijer klassiekers die de huidige jeugd niet mag vergeten. Volgens mij doen ze dat ook niet. Roald Dahl heeft ook een diepe indruk op me gemaakt, dankzij zijn boeken vertoefde ik in werelden waarvan ik wenste dat ze bestonden.”
Hoe zou je je eigen boekenverzameling beschrijven?
“Mijn boekenverzameling groeit nog steeds. De hoeveelheid boeken die ik verslind valt me in de praktijk vaak tegen omdat ik het moeilijk vind in Amsterdam de rust ervoor te vinden. Gelukkig doe ik op vakantie niets anders dan lezen, dan maak ik altijd een inhaalslag. Mijn boekencollectie vormt zich steeds meer naar wie ik nu ben, omdat mijn vrienden net als ik beter weten welke boeken bij mij passen. Ik krijg op mijn verjaardag inmiddels geen chicklit meer waarvan ik denk: ‘echt?’ Ik ben gek op poëzie en vind het prettig om een paar gedichten te lezen voor ik zelf met schrijven begin, om mezelf in het bloemrijke taalgebruik te wentelen. Tenslotte heb ik behoorlijk wat toneelstukken in de kast staan.”
Wat is je favoriete toneelstuk?
“Who’s afraid of Virginia Woolf (1952) van Edward Albee vind ik nog altijd een intrigerend stuk. George en Martha vormen een vurig koppel en hebben samen een verzonnen zoon. Het stuk begint als er op een avond twee collega’s (Nick en Honey) van George’s faculteit over de vloer komen. Er gebeurt zoveel dat het onvermijdelijk is dat George uiteindelijk (spoiler alert) het imaginaire kind symbolisch vermoord. Ik vind de onderliggende psychologie heel interessant. Hoe komt het dat we de dingen doen die we doen? Dat we elkaar soms kwijtraken? Dat we bepaalde dingen herhalen die onze ouders ook deden? Hoe breek je ergens uit? Hoe komt het dat alles wat je hebt meegemaakt je vormt tot wie je bent? In Who’s afraid of Virginia Woolf gebeurt er zoveel, onder en tussen de tekst.”
Is er een boek waar je gemengde gevoelens over hebt?
“Ja, ik heb gemengde gevoelens over Een klein leven (2015) van Hanya Yanagihara. Ik kreeg het van de moeder van een vriendin nadat haar huis was overstroomd. Ze was op Lowlands tijdens een heftige regenval en er was iets mis met het dak, waardoor ik veel van haar boeken moest weggooien. Ik heb toen alle uitgeverijen en verkopers gemaild met de vraag of ze boeken wilden doneren. Vervolgens heb ik bij Scheltema in de Ramsj een aantal exemplaren gekocht en uiteindelijk tweederde van haar boeken terug kunnen geven. Haar moeder heeft me toen als dank Een klein leven gegeven.”
“Ze zei: ‘ik geef je nu eigenlijk een bak ellende.’ Ik begrijp dat er veel om te doen was toen het geprezen werd omdat het technisch gezien nogal brokkelig is geschreven. Er zit een voortdurende herhaling van lijden en gelijmd worden in. Tegelijkertijd is het een boek dat over je heen walst en volledig bezit van je neemt.”
Wat is de belangrijkste les die je ooit uit een boek hebt getrokken?
“Ik heb nooit gehad dat er iets wereldschokkends in me gebeurde na het lezen van een roman, maar ik vind het mooi als je in een boek, theaterstuk of lied een kleine nieuwe waarheid verkondigd krijgt. En ik vind dat alle goede boeken meestal dat soort ‘kleine waarheden’ in zich dragen. Nu we het over Connie Palmen hebben (Julia begon over Connie Palmen); er zit in het plot van I.M. (1998) bijna geen conflict. En terwijl ik normaal gesproken houd van plotgedreven boeken, fascineerde Palmens relatie met Ischa Meijer me. Niet zozeer omdat I.M. een verheerlijking was van hun liefde, maar juist omdat het zo eerlijk was. Ik las het rond mijn vijfentwintigste en dacht: ‘dit is dus hoe een relatie echt is.’ Enerzijds erger je je soms kapot aan elkaar, anderzijds vorm je toch altijd samen dat pact tegen de wereld. Eigenlijk ben je gewoon één grote inside crowd met zijn tweeën. Het is me als een warm boek bijgebleven.”
Zijn er bepaalde onderwerpen of taboes in de literatuur waar van jou meer over geschreven mag worden?
“In de Nederlandse literatuur wordt er veel geschreven over zowel het provinciaalse leven als het leven in Amsterdam. Ik zou meer verhalen willen die uit protest zijn gemaakt, waarin desnoods een mening wordt gesteld. De meeste schrijvers putten uit persoonlijke thematiek, dat heb ik zelf in mijn eerste boek ook gedaan. Dat was noodzaak, maar ik voel een evengrote noodzaak om iets te vertellen over deze tijd. Schrijvers mogen zich van mij meer uitspreken over dingen buiten hun eigen blikveld. Ik zou het bijvoorbeeld mooi vinden als een witte schrijver een verhaal maakt wat zich situeert in een problematische buitenwijk van Chicago.”
“Daarnaast houdt engagement me bezig in relatie tot cabaretiers. Enerzijds vind ik dat ze een zekere verplichting hebben tot maatschappelijk-kritische voorstellingen, anderzijds vind ik het prettig dat er cabaretiers zijn die liedjes schrijven of sketches maken over dagelijkse dingen. Het is jammer dat er weinig rechtste cabaretiers zijn. Je zou kunnen beargumenteren dat rechts gedachtengoed gebaseerd is op angst en dat je daar geen programma op kunt maken, dat er niet veel in valt te zoeken. Toch zou ik in alle kunstvormen meerdere geluiden willen horen.”
“Ik snap wel dat mensen zich soms tegen bepaalde kunstvormen zoals theater afzetten, omdat ze zichzelf er niet in terug kunnen vinden, maar dat is zonde. Het is juist mooi als er een dialoog wordt gestart.”
Kun je iets vertellen over je boek Het intieme vreemde?
“In de opening speelt een actrice (Sarah) één van de meest cruciale scenes uit Medea, waarin Medea zojuist haar zoons heeft vermoord. Haar man (Jason) komt binnen nadat hij heeft gehoord wat voor daad ze heeft begaan. Daar begint het spel tussen de werkelijkheid en de fictie. Sarah denkt dat ze haar moeder heeft gezien in de Albert Heijn, maar haar moeder is al meer dan twintig jaar dood. Ze kan niet langer spelen en rent van het toneel af, in de theaterwereld is dat de ultieme doodszonde. The show must go on, daar zijn geen uitzonderingen op. In gevecht met een realiteit die zich steeds opnieuw aan haar opdringt, neemt ze de rol van caissière aan om de zoektocht naar haar moeder te beginnen. Uiteindelijk vindt ze haar moeder terug, maar op een andere manier dan ze verwacht.”
Hoe ben je op het idee voor het boek gekomen?
“Ik verloor mijn moeder toen ik twee was en heb haar nauwelijks gekend. Zo rond mijn tiende begon iedereen wild met verhalen te strooien vanuit het gevoel mij te willen betrekken bij het leven dat zij met mijn moeder hadden gehad. De uitwerking was het tegenovergestelde. Want ondanks de goede bedoelingen dacht ik steeds: ‘ja, jullie hebben haar allemaal gekend maar ik niet.’ Ik voelde dat ik voor mezelf een beeld wilde vormen van wie ze was. Ik wilde mijn eigen verhaal met mijn moeder, want ze was van iedereen behalve van mij. Als kind is dat absoluut niet het gevoel wat je wilt hebben. Op dat moment wist ik nog niet wat voor vorm het zou krijgen, maar zo is Het intieme vreemde ontstaan. Dankzij het schrijfproces van de afgelopen jaren heb ik het idee dat ze weer van mij is geworden. Grappig, dit wist ik eigenlijk nog helemaal niet.”
Stel je mag terug in de tijd en met één grote schrijver een avondje stappen, met wie zou het zijn en wat gaan jullie doen?
“Ik zou met een goede cocktail erbij op het strand van de Gili eilanden willen chillen met God om religie met hem te bespreken. Aan hem vragen of hij het ook zo geestig vindt dat mensen niet begrijpen dat de Bijbelse geschriften allegorische verhalen zijn.
Shakespeare zou ik meenemen naar onze tijd om samen ergens een avondje te dansen. Ik zou hem vragen of het nu echt de bedoeling is dat wij zijn stukken nog de hele tijd spelen. Wij zeggen allemaal: ‘die stukken zijn tijdloos’, maar misschien denkt hij wel: jongens, waarom schrijven jullie gewoon niet eens wat nieuws?”