Anne Eekhout vertelt over William Faulkner en pre-apocalyptische romans.
Anne Eekhout (1981) komt oorspronkelijk uit Hilversum, heeft rechten gestudeerd in Amsterdam, heeft een bos krullen waar je alleen maar van kunt dromen en woont samen met haar vriend en twee kinderen in Utrecht (ze raadt iedereen die zijn tweede roman schrijft trouwens baby’s aan, die hebben haar productiviteit vergroot) waar ze onlangs Op een Nacht heeft geschreven. “Wil je vertellen waar het over gaat?”, vraag ik hoopvol. Anne knikt ontspannen en vertelt over haar protagonist James, die bij zijn wakende leven de enige gevangene is in Het Panopticum (de totale horror, ik weet niet hoe Foucault het heeft verzonnen) en geen idee heeft hoe hij daar gekomen is. Enkel tijdens zijn slaap wordt hij tijdelijk bevrijd en leeft hij bij zijn familie (zijn vrouw Ana en dochtertje Penelope) maar in dat parallelle leven wordt hij geplaagd door de groeiende angst dat zijn dochter iets verschrikkelijks zal overkomen. De vraag is waar de werkelijkheid zich precies bevind.
Het is betrekkelijk rustig in Utrecht wanneer ik naar een indrukwekkend gebouw à la Pemberly wandel. De meeste mensen willen nog niet uit hun kerstige winterslaap gewekt worden en ik kan ze geen ongelijk geven. Het is nog vroeg en een ijzige kou heeft het ontluikende groen bevroren. Wanneer ik op de glanzende zee van marmer hotel Karel V in stap voel ik me een roofdier dat uit haar reservaat is ontsnapt (de vriendinnen van mijn moeder noemen Blaricum steevast ‘het reservaat’).
Waarschijnlijk is het roofdier gevoel te wijten aan het feit dat de verf uit mijn haar is gegroeid, mijn faux fur-jas inmiddels mijn luipaard vacht is geworden en mijn schoenen zandsporen uit de heide hebben meegenomen. In mijn natuurlijke habitat ben ik niet van het landschap te onderscheiden, maar hier val ik akelig uit de toon. Ik werp een loerende blik de gang in. De geur van het bos huist in mijn sjaal, mijn armen spannen zich en ik verwacht half om half dat er wortels uit mijn vingertoppen zullen schieten om zich als klimop rond de prachtige kroonluchters boven me te wikkelen.
Hier heb ik afgesproken met Anne Eekhout, schrijfster van de boeken Dogma (2014, op de lijst voor de Bronzen Uil en op de longlist van de AKO-literatuurprijs) en Op een Nacht (in Maart te verschijnen bij de Arbeiderspers). Beide boeken zijn meer op de traditie van Aronofsky gestoeld dan op de Nederlandse literatuur, in de zin dat de karakters zichzelf terug vinden in raadselachtige situaties waar Freud zelf waarschijnlijk geïnspireerd door zou zijn geraakt (om nieuwe psychoanalytische theorieën te verzinnen).
Anne vertelt: “Ik ben altijd gefascineerd geweest door ietwat sinistere gebouwen en het idee voor Op een Nacht kwam tijdens mijn bezoek aan een gevangenis. Hoe kan iemand bij zijn verstand blijven als hij dag en nacht opgesloten zit? Die vraag bleef door mijn hoofd spoken.” De vrouw in de hoek bij de open haard doet haar best om niet op te kijken van haar krant en stoïcijns verder te lezen. “Het is bekend dat misdadigers in de middeleeuwen werden opgesloten met een kap over hun hoofd zodat ze niks of niemand meer zagen, mensen werden daar al gauw gek van. Dat vond ik een interessant gegeven. Het was in mijn hoofd ook lang niet duidelijk waar het precies over ging, soms dacht ik: dit is zo raar. Maar ergens is er een laag in geslopen die ik echt wilde vertellen, al werd ik me daar pas van bewust toen ik het voor het eerst terug las.” Op een Nacht is een aanrader voor iedereen die zin heeft om zijn tanden in een duister kafkaësk verhaal te zetten.
Welke boeken liggen er momenteel op je nachtkastje?
“Birk (2015) van Jaap Robben ligt nu op mijn nachtkastje. Ik ben er net in begonnen en het is zo’n jaloersmakend goed boek. Enerzijds kan ik niet wachten om verder te lezen maar de volgende bladzijde denk ik: ‘Verdomme, dit had ik willen schrijven’. Het is heel mooi en precies geschreven. Het gaat over Mikael, een jongen van negen die samen met zijn ouders op een nagenoeg onbewoond eiland tussen het noordelijke puntje van Schotland en Noorwegen woont. Het verhaal begint wanneer hij weer thuiskomt nadat hij met zijn vader heeft gezwommen, alleen zijn vader is verdwenen. Er zijn kleine aanwijzingen die erop wijzen dat het misschien de schuld van Mikael is, maar het is zo’n aandoenlijk jongetje en hij is pas negen, dus je denkt: wat kan hij nou hebben gedaan?”
Wat is een absolute aanrader voor februari 2016?
“Post Mortem (2012) van Peter Terrin. Het is een soort caleidoscopisch verhaal dat in drie delen is verdeeld. Het raakte me ontzettend. Het proces van het ontdekken van de ziekte, hoe broos en breekbaar zijn dochter in het ziekenhuis ligt, de machteloosheid die hij ervaart: het is zo knap omschreven hoe dat voelt voor een ouder. Later hoorde ik dat het erg autobiografisch is, tot aan de boekpresentatie aan toe. Dat vind ik op een andere manier knap: dat iemand de werkelijkheid zo weet op te schrijven dat het een goed boek wordt, voegt weer een nieuwe dimensie toe.”
Als welk personage zou je graag willen ontwaken?
“Dat is een lastige, de meeste personages in boeken maken natuurlijk helemaal geen leuke dingen mee. Een van m’n lievelingsboeken is Het oneindige verhaal (1979) van Michael Ende. Het lijkt me tof om daar middenin te zitten. Maar m’n allerliefste lievelingsboek is En dan is er koffie (1979) van Hannemieke Stamperius, waarin een aantal mensen een week wordt gevolgd. Een van de karakters is Rosa en mijn veertienjarige zelf vond haar heel stoer. Ze was autonoom, maakte zich niet druk om wat mensen van haar vonden en was een beetje van de vrije liefde. Ik keek tegen haar op. Het zou een interessant gedachte-experiment zijn om die week vanuit haar mee te maken.”
Wat vond je het meest ontwrichtende boek dat je ooit hebt gelezen?
“Ik denk Lord of the Flies (1954) van William Golding. Ik had bij dat verhaal steeds het idee dat ik iets aan het lezen was dat er niet stond. Het heeft zoveel lagen dat je gewoon niet bij de kern komt en het eindigt zo absurd, met een deus ex machina. Het is heel hard maar gruwelijk goed.”
Bij welk boek ben je altijd weer teruggekomen?
“Toch bij En dan is er koffie, denk ik. Ik heb dat boek twintig keer gelezen en denk dat ik het scene voor scene zou kunnen reproduceren, het is een film in mijn hoofd geworden. De karakters zijn vrij apart en hebben dubieuze relaties tot elkaar, wat je ziet terugkomen in verschillende perspectieven. Dogma is vanuit vijf personen beschreven, ik denk dat mijn voorliefde om te schrijven vanuit veel perspectieven daar vandaan komt.”
Stel je slaagt erin om in het geheim drie boeken een totalitair regime (zoals Noord-Korea ) binnen te smokkelen, welke zou je kiezen?
“Ten eerste is dat denk ik 1984 (1949), er is nauwelijks een belangrijker boek te verzinnen dan dat. Ik denk dat je daarnaast moet denken aan verhalen die duidelijk een wereld schetsen van buiten Noord-Korea, mooie boeken met een subversieve moraal. De Dag Der Dagen (1970) van Ira Levin is ook een aanrader, een futuristische dystopie in lijn van 1984 en Brave New World. Een vrij recent boek dat onlangs in het Nederlands is verschenen is Goud Roem Citrus (2015) van Claire Vaye Watkins. Het gaat over een post-apocalyptische gemeenschapssekte in het Zuidwesten van Amerika en over de Nevada Desert die oprukt en delen van Amerika onder het zand bedelft, het is best een ontwrichtend verhaal en illustreert hoe indoctrinatie kan werken.”
Van welk boek was je onverwacht ontzettend diep onder de indruk?
“Van de koele meren des doods (1900) van Frederik van Eeden (net zo gothic als het klinkt), daar was ik diep van onder de indruk. Ik weet niet of ik ooit een boek heb gelezen dat zo knap de gevoelens van de personages beschrijft, vooral omdat je die gevoelens in eerste instantie niet begrijpt. Je kruipt in het hoofd van Hedwig, een zwaarmoedig en melancholiek meisje. Halverwege het verhaal sterft haar moeder dus dan wordt de zwartgalligheid iets begrijpelijker, maar voor die tijd wordt ze ook door een mengeling van wanhoop en verdriet geteisterd. Als lezer verlang je niet meer naar een verklaring, je denkt: ‘Dit is gewoon hoe zij de wereld ervaart’. Ik begon er ooit aan omdat ik vond dat ik meer klassiekers moest lezen en las het in de wetenschap dat we steeds sneller zijn gaan leven en ik waarschijnlijk even door moest bijten, maar bij dit boek had ik totaal niet het gevoel dat het langzaam ging. Het was vooral erg mooi.”
Welk boek of auteur heeft je aan het einde echt ontluisterd achtergelaten?
“Wij waren hier (2012) van Karen Thompson Walker. Het is een pre-apocalyptische roman waarin de aarde op een nacht langzamer begint te draaien, waardoor de dagen en nachten langer worden. Dat heeft invloed op het magnetische veld, flora en fauna en sommige mensen worden ziek: allerhande problemen dienen zich aan. Het ritme raakt verstoord dus de maatschappij begint uiteen te vallen, maar tegelijkertijd wordt het verteld vanuit het perspectief van de 11-jarige Julia en is het een coming-of-age verhaal. Ze gaat met haar familie zo goed mogelijk door met het dagelijks leven en wordt voor het eerst verliefd. Tegen het einde hoop je dat er een verklaring of een oplossing komt voor de langzamer draaiende wereld, of juist dat de bom barst en de wereld vergaat. Uiteindelijk lees je in het epiloog dat de wereld niet is vergaan, maar dat alles nog een beetje hetzelfde is. Dat vond ik op dat moment frustrerend, want je leest om te ontdekken wat er verder gaat gebeuren en er gebeurt niks. Maar bij nader inzien vond ik het juist wel geloofwaardig en origineel. Ik vond het niet heel subliem geschreven maar wel effectief.”
Hoe zou je je eigen boekenverzameling omschrijven?
“Heel gevarieerd. Ik heb laatst toevallig veel boeken weggedaan, eerst bewaarde ik echt alles, voor het geval mijn kinderen het later wilden lezen. Nu denk ik: ‘Misschien kan ik beter zeggen lees dit maar, dit is goed’. Dus ik heb dozen naar de kringloop gebracht, dat voelde niet zo erg als ze helemaal wegdoen. Ik probeer meer Nederlandstalige literatuur te lezen maar er staat ook veel Amerikaanse literatuur in. Ik houd erg van verhalen waarin dingen gebeuren, binnen de Amerikaanse literatuur is dat inherent aan hun cultuur. Binnen de Nederlandse literatuur moet je daar meer naar zoeken, dat zijn vaak minder grootse gebeurtenissen. Hoewel ik de laatste tijd wel heb ontdekt dat die kleine gebeurtenissen ook heel mooi kunnen zijn.”
Zijn je leeservaringen veranderd naarmate je ouder bent geworden?
“Toen ik jong was heb ik helemaal niet zoveel gelezen. Dat ben ik eigenlijk pas gaan doen vanaf m’n vijfentwintigste, dus ik heb heel veel in te halen. Vroeger las ik graag verhalen die me aanspraken en dat waren vaak hedendaagse werken, maar nu lees ik klassiekers omdat ik nieuwsgierig ben naar een soort literaire canon, daardoor ontdek je dat veel moderne verhalen volgen uit een zekere traditie. Een jaar geleden heb ik een briefroman gelezen waarvan ze zeggen dat het de oudste van Nederlandse bodem is: Sara Burgerhart (1782!) van Aagje Deken & Betje Wolff. De karakters in die roman hebben hun eigen idiolect. Ik heb daar met Dogma een poosje mee geworsteld, om de karakters hun eigen stem te geven. Betje Wolf en Aagje Deken waren voor hun tijd geëmancipeerd en besloten samen een boek te schrijven. Dat was toen vrij dapper. Sara is een lief, mooi, leuk en slim meisje, maar ze is iets te vrij opgevoed en uiteindelijk leert ze haar les omdat mensen kwaad van haar spreken. Het is heel politiek correct maar ook ouderwets, in de inleiding stond ook dat het de bedoeling was dat jonge vrouwen het zouden lezen en inzien wat het gevaar van te veel vrijheid kon zijn. Het is natuurlijk een truttig opvoedkundig boek, maar het heeft een bepaalde moed.”
Zijn er bepaalde taboes in de literatuur of onderwerpen waar van jou meer over geschreven mag worden?
“Ik denk dat je als schrijver moet proberen om moedig en schaamteloos te schrijven en dat is soms lastig omdat mensen de schrijver vaak automatisch vereenzelvigen met zijn karakters. Dit maakt het soms moeilijk om te schrijven over racisme, erotiek of over keihard geweld, maar dat zijn onderwerpen die noodzakelijk zijn om aan te kaarten. Wanneer je kunst maakt, moet je denk ik altijd proberen om op een bepaalde manier grenzen op te zoeken, je moet het in elk geval niet schuwen. Alles wat je schrijft zat natuurlijk in je hoofd dus het is heel persoonlijk. Je kunt iemand best goed leren kennen door zijn boeken te lezen, maar het zegt niet één op één iets over iemand zijn sympathieën of antipathieën. Ik heb daar mee geworsteld na het publiceren van Dogma, daar zitten best rare personages in, maar ook als je schrijft vanuit die mensen probeer je dat natuurlijk zo goed mogelijk te doen. Je kunt best verzinnen wat een homo-hatende moordenaar denkt, dat is soms nodig als je schrijver bent, maar het betekent niet dat je het met hem eens bent. Een bevriende schrijfster maakte na Dogma als eerste de grap: ‘Dat je hebt durven schrijven over dat personage dat zich aftrekt tegen de deur!’, toen dacht ik: ‘Ja, maar ja, als het verhaal zoiets nodig heeft, dan kun je niet denken: ‘Dat is awkward dus dat schrijf ik dan maar niet op’, je moet het dan maar gewoon durven. En soms is dat wel gek, je moet niet nadenken over het feit dat je familie het boek gaat lezen. Het enige wat ik kan zeggen is dat mensen het niet moeten lezen als ze zich er ongemakkelijk bij voelen. Verhalen bestaan nu eenmaal niet altijd uit alle vrolijke dingen die er zijn.”
Een veelgehoord argument is dat we leven in een beeldcultuur. Denk je dat onze literatuurbeleving in de toekomst zal veranderen en op wat voor een manier?
“Je hebt initiatieven voor literaire games en ik denk dat die zich wel zullen ontwikkelen, maar ik kan me bijna niet voorstellen dat literatuur zoals het nu is, helemaal verdwijnt. Ik denk dat er te veel mensen zijn die goede boeken waarderen zoals ze zijn. Het zal niet zozeer een bedreiging zijn, meer een aanvulling. Je hebt natuurlijk wel de versnippering van aandacht omdat er tegenwoordig zoveel is wat je kunt doen. Het internet is zowel een concurrent als een katalysator, er zijn zoveel boekenclubs, communities, discussieforums en fanbases. Het brengt ook veel goeds.”
Wat is de belangrijkste les die je ooit uit een boek hebt getrokken?
“De laatste jaren lees ik vooral als schrijver. Vanuit de schrijvende blik ben ik vooral bezig met wat werkt en wat niet. Weet je nog toen ik je net vertelde dat ik zo’n moeite had met de focalisatie van de eerste persoonsvorm, om de karakters een eigen stem te geven? Toen heb ik een aantal boeken heel secuur gelezen; de maniertjes, zinsbuigingen en bepaald woordgebruik van de karakters geprobeerd te onderzoeken. Hij praat vooral zo en zij doet zus als ze praat. Ik heb veel geleerd van The Sound and The Fury (1929) van William Faulkner. Het bestaat uit drie delen van drie personages die allemaal een compleet eigen idiolect hebben, daar heb ik veel uit kunnen halen. Maar eigenlijk leer je wel wat van elk boek dat je leest.”
Stel je mag terug in de tijd en met één schrijver een avondje stappen, wie zou het zijn en wat gaan jullie doen?
“Ik zou graag willen stappen met Jay McInerney van Bright Lights, Big City (1984). Het was zijn debuut en ging over het New York van de jaren tachtig waarin een jonge man zijn leven vorm probeert te geven tussen al het uitgaansgeweld. Het is geschreven in de tweede persoon en dat gebeurt niet zo vaak, hij heeft dat zo knap gedaan. Na verloop van de tijd valt het niet eens meer op. Het kan bijna niet anders – ik maak mezelf nu ook schuldig aan de intentional fallacy – dat hij in de tachtig jaren in New York heeft gefeest en het lijkt me gaaf als ik dat mee had kunnen maken. Hij is de aangewezen persoon om dat mee te doen. Ik vind het zelf vaak moeilijk om te schrijven over onderwerpen die niet ontzettend zwaar zijn, maar hij schrijft juist met veel humor. Het zou vast een leuke avond worden.”