Persis Bekkering vertelt over Susan Sontag, Knausgard en klassieke muziek.
Literatuur zorgt ervoor dat je nog meer wilt voelen, verlangen en begrijpen.
Op een maandagmiddag in het Volkshotel, een hotspot waar Persis graag werkt (en waar freelancers zo op de banken hangen dat je het gevoel krijgt een broedplaats in de stadse Jungle te hebben gevonden), besluit ik the amazeballs Pumpkin P uit te horen over de boeken die ze in haar hart heeft gesloten. Ze is net terug van een reis naar Noorwegen, waar ze voor de Volkskrant onderzoek naar het feminisme in Scandinavië heeft gedaan. Daarnaast heeft ze net een stuk ingeleverd over de nieuwe Knausgard (1200 pagina’s, met een essay van 350 pagina’s over Hitler, dikke pret). Ze prijst het Volkshotel en voor ik kan vragen wat ze wil drinken is ze al drankjes aan het halen.
De eerste keer dat ik haar goed bestudeerde was zeven jaar geleden tijdens een college van Piet Gerbrandy, toen we samen de gedichten van Lucebert moesten analyseren. Destijds vond ik dat ze dezelfde zwierigheid als de nimfen in de schilderijen van John William Waterhouse bezat, alleen had ze gelukkig geen demonische ogen of een lijkbleek gelaat maar een kristal heldere blik en een gezonde blos op haar wangen. Misschien komt het omdat ze net terug is uit het Noorden, maar vandaag valt het me op dat er naast de dromerigheid ook iets stoers in haar houding schuilt, waardoor ze me juist doet denken aan Saga en Linda Wallander. Haar blonde haar golft over een eenvoudig wit T-shirt, terwijl ze praat klinkt ze zo melodieus als Ludovico Einaudi. Hoewel we in 2015 leven zou deze woordkunstenares zo een undercover lid van de befaamde Bloomsbury group kunnen zijn
Persis Bekkering (1987) studeerde klassieke talen aan de Universiteit van Groningen, waar ze afstudeerde op een intertekstuele vergelijking tussen Een nieuw testament van Hella S. Haasse en de poëzie van de Romeinse dichter Claudius Claudianus. Ze begon met Literatuurwetenschappen aan de Universiteit van Amsterdam, vertrok een semester naar de Universiteit van Florence en werd bij thuiskomst door Dagblad de Pers uit de universiteit geronseld. Deze classica en stukjesmachine is inmiddels alweer een aantal jaar literair criticus, met name voor de Volkskrant. Ze is (samen met Simone van Saarloos) initiatiefnemer van de Susan Sontag leesclub, bezoekt graag Franse kloosters met vrijgevochten kunstenaars en werkt in haar vrije tijd aan haar debuut. Daarnaast geeft ze regelmatig lezingen, speelt ze graag viool en kan ze bijna alles maken van pompoenen (soepen, pasta’s, lasagnes, salades, echt je kunt het zo gek niet verzinnen, mocht je een afspraak met haar plannen; bring your pumpkins en je krijgt er spaceshuttles voor terug).
Wat vond je het meest ontwrichtende of verwarrende boek dat je ooit hebt gelezen?
“Dokter Faustus (1947) van Thomas Mann vond ik supergoed, al begreep ik de helft niet. Het was een kwestie van doorlezen en hopen dat je er ooit weer uitkomt. Maar ik vind vooral boeken ontwrichtend die een verwarrend ethos hebben. Zoals met de boeken van Arnon Grunberg, bij wie je nooit weet of hij sardonisch zit te lachen of oprecht begaan is met mensen. Het ethos van de New Sincerity beweging vind ik ook verwarrend. De schrijvers pretenderen tegenover hun personages en het leven eerlijk te zijn en een nieuwe sentimentaliteit voor te staan, maar qua toon zijn ze nog steeds heel ironisch. Ik denk dat een boek wat mijn kijk op de wereld heeft veranderd De Mythe van Sisyfus (1942) van Albert Camus is, een lang essay. Ik vond het verzoenende aspect interessant. Hij beschrijft de absurditeit van de vragen die de mens stelt, tegenover een wereld die onredelijk zwijgt, en dat je nooit antwoorden zult krijgen van de wereld. Daar kan je lethargisch van worden, maar je kan er ook vanuit leven, die zwijgzame wereld hoeft niet tot onvruchtbaarheid te leiden. Ik denk dat ik dat een mooi idee vond. Een ontwrichtende roman vond ik Misdaad en Straf (1866) van Dostojesvski, dat boek had me helemaal in zijn greep, de kaft is compleet gescheurd. Ik zat gewoon bij Raskolnikov tussen de oude vodden in het kamertje. Wat me er in aansprak is het feit dat ik zelf altijd de angst heb dat ik misschien het kwaad in me heb en op een dag iemand iets zou aandoen. Het idee dat je zoiets in een opwelling doet en er verder mee moet leven beangstigt me. Op een gegeven moment loopt Raskolnikov door de stad en wordt hij gevolgd. De man weet wat hij heeft gedaan, passeert hem op straat en fluistert (Persis buigt zich naar me toe en fluistert): “moordenaar”. Supereng! Ergens was Raskolnikov ervan overtuigd dat wat hij gedaan had juist was, omdat het toch om een gemeen oud vrouwtje ging, maar anderzijds is er de angst voor die boetedoening, die uiteindelijk ook komt.”
Welke drie boeken moeten er absoluut mee naar een onbewoond eiland?
“Ik zou boeken meenemen die ik altijd al eens had willen lezen omdat er geen mensen zijn om me af te leiden. Ik zou eindelijk Zijn en Tijd (1927) van Martin Heidegger een stuk of drie keer lezen. De man zonder eigenschappen (1940) van Robert Musil is een roman van duizend pagina die al zo lang in m’n kast staat! Het is zo’n klassieker, heel modernistisch, die moet mee. (Persis vraagt: “Heb ik wel eten of moet ik dat ook zelf regelen? Want dan heb ik het wel druk” “Nee je hoeft niet de hele dag Robin Crusoe te spelen, je hebt voldoende te eten mee” (“Oh dat scheelt”). Als derde boek zou ik dan The Origin of Species (1856) van Darwin inpakken, want hij heeft het geschreven na zijn reis met de Beagle aan dat soort onbewoonde eilanden. Het lijkt me leuk om meer over de evolutie te leren en het verbind me met mijn omgeving, misschien vind ik ook wel rare vogels op dat eiland.”
Welk boek is door dik en dun altijd een steun en toeverlaat geweest?
(Begint te stralen): “Reborn (2008) van Susan Sontag, het eerste deel van haar reeks dagboeken. Reborn heb ik het meest gelezen. Ik kan niet omschrijven waarom dat zo’n belangrijk boek voor me is. Het is een soort fascinatie voor haar persoonlijkheid, ze is zo hongerig naar kennis. Sontag schrijft op wat ze wil doen die dag, leest twee boeken en kijkt twee films en je vraagt je af hoe ze het doet. Ik las laatst in een interview met haar biograaf (Benjamin Moser) dat ze verslaafd was aan speed, dat verklaarde wel wat. Ze schreef bovendien in een tijd waarin het brein iets was wat je moest veroveren door het te analyseren, nu zou je eerder zeggen: “Het is dit of dat in het DSM-V”. Maar ik vind het zo prachtig, hoe ze keer op keer over de vraag: “Hoe zit ik in elkaar?” doorzaagt in haar dagboek. Ze had een bijna manisch verlangen om zichzelf te begrijpen. Ik denk dat ik er terug naar verlang, naar de mens als mysterie, de mens als een mooi gegeven en als liefhebber van de literatuur. Het brein was nog niet gemedicaliseerd. Ik weet niet of ik moet zeggen dat de psychoanalyse een rijkere bron is. Het feit dat de menselijke geest is gereduceerd, dwingt de schrijver om de bik naar buiten te richten in plaats van naar binnen. Je ziet dat aan de nieuwe generatie schrijvers. Nir Baram is een Israëlische auteur en hij werkt helemaal niet meer met de premisse dat je handelingen verklaart kunnen worden door gebeurtenissen in je jeugd, maar dat ze juist voortkomen uit je ambities. Het tijdperk van psychologiseren is voorbij, al gebeurt het nog steeds veel.
Dat Susan Sontag wel een totale freudiaan was, vind ik heerlijk. Ik herken de leeshonger en de leergierigheid. Ze keek trouwens ook wel slechte films hoor, in een interview met Annie Leibovitz, de kunstenares met wie ze tegen het einde van haar leven een relatie kreeg, zei deze: “Ze nam me ook altijd mee naar stomme Keanu Reeves films”. Misschien dat ze zichzelf ook deels in haar dagboeken creëerde als een superhighbrow beschouwer van de kunst. Wat me inspireert is dat ze in haar dagboek alle kunstvormen volgt; het theater, film, muziek, literatuur. Ze was echt een klassieke intellectueel. Ze schrijft ook heel aforistisch, de hele tijd met oneliners die ik constant kan onderstrepen. Reborn pak ik er altijd weer even bij.”
Zijn er boeken die je zo slecht vond dat je ze hebt weggebracht of waar je echt helemaal niets mee kon?
“Ik heb een boekenkast omgedoopt tot de ‘outgoing’ kast. Als mensen op bezoek komen mogen ze iets uit die kast meenemen: “Someone’s trash is another person’s treasure”. De boeken die in de ‘exit’ terecht zijn gekomen waren de debuutromans (slaat een lichte zucht omdat het geven van weinig sterren reuring veroorzaakte) van Thierry Baudet en Henk Spaan. Meestal krijg ik een pakketje van de krant, maar inmiddels hebben uitgeverijen m’n adres en die sturen ook regelmatig romans op. Daar hebben ze dan wel goed over nagedacht, over wat ze kiezen. Al heb ik ook een keer (krijgt een verschrikte uiltjesblik) de columnbundel van Saskia Noort ontvangen, dat is niet mijn genre, niet wat ik doe.”
Hoe zou je je eigen boekenverzameling omschrijven?
(Doet zichzelf blasé na) “Eclectisch. Ik heb een grote collectie hedendaagse literatuur. Ik wil eigenlijk meer klassiekers lezen maar daar kom ik niet aan toe, want ik moet elke week boeken lezen voor de krant, het Letterenfonds, interviews en andere bladen. Ik ben altijd het nieuwste van het nieuwste aan het lezen, lees losse blaadjes voor de gebonden boeken verschijnen. Dat heeft de nadruk. Daardoor ziet het er bont gekleurd uit. Soms ben ik zo jaloers op mensen die alleen Franse literatuur lezen en allemaal van die Gallimard edities hebben met dezelfde omslag, dat ziet er prachtig uit. Ik heb van alles, overwegend fictie, maar ik heb ook een Billy met filosofie. En een paar plankjes met naslagwerken uit m’n christelijke periode, met van die theologische standaardwerken.”
Hoe voelt het om alles vers van de pers te lezen?
“Het is natuurlijk spannend omdat ik het eerste woord heb over zo’n boek, wat toch wel bepalend is voor hoe een boek ontvangen gaat worden. Wat de kranten schrijven creëert consensus over een boek. Het is een bijzondere en bevoorrechte positie, dat ik betaald word om te liggen lezen op de bank. Maar soms maakt het me onzeker omdat ik geen idee heb of ik onzin loop uit te kramen. Ik doet het inmiddels een paar jaar en ben zelfverzekerder geworden over mijn recensies, ik neem het serieus en vind dat ik er altijd goed over na heb gedacht. Vaak lees ik recensies terug waarvan ik denk “Nou…” (haar stem sterft weg en ze brabbelt mopperend iets in zichzelf wat klinkt als: “Je hebt het alleen oppervlakkig gelezen”). Maar het duurt lang voordat ik er ben, mijn recensie heb gevormd, want je blijft altijd de angst houden dat mensen gaan zeggen: “Vond je dít goed?”. En soms voelt het als tijdverspilling, want ik besteed ook tijd aan het lezen van matige boeken die geen klassiekers zullen worden en niet herinnerd zullen worden, maar dat hoort bij het vak.”
Hoe zijn je leeservaringen veranderd naarmate je ouder bent geworden?
“Absoluut, het blijft veranderen. Ik ben veel analytischer gaan lezen, al deed ik dat ook al voordat ik criticus was. Ik lees nu veel aandachtiger. Maar ik ben ook een betere lezer geworden omdat ik het nu leuk vind om zelf dingen in te vullen als lezer. Als schrijver kauw je niet altijd alles voor, de lezer moet ook zelf dingen invullen. Ik denk dat toen ik nog minder ervaren was, dat ik dat soort boeken raar en vaag vond. Nu vind ik het literaire aspect een uitdaging en ben ik een actievere lezer geworden. Ik lees meer dan tien jaar geleden, ben nog veel vraatzuchtiger. Maar wat nooit is veranderd, is de nieuwsgierigheid. Ik ben altijd heel nieuwsgierig geweest, wil door en wil meer. Ik hoop dat mijn nieuwsgierigheid nooit verdwijnt, want dan kan ik wel inpakken.”
Zijn er boeken die je meerdere keren hebt gelezen en wat viel je bij zo’n nieuwe lezing op?
“Een boek wat ik vaak heb gelezen is Metamorfoze (1897) van Louis Couperus, ik las het al best wel jong, in het eerste jaar van Grieks&Latijn. Ik heb het tijdens mijn propedeuse Literatuurwetenschappen nog een keer gelezen want het raakte me. Het grappige met Couperus is dat wanneer ik hem een tijdje niet heb gelezen, ik denk: “Het is zo sentimenteel en zijig, is het nou zo mooi?”, maar als ik hem weer lees vind ik hem altijd een groot genie, dan denk ik: “Maar, dit is geweldig! De zinnen zijn zo muzikaal en dromerig”. Toen ik de Metamorfoze herlas viel het me op hoezeer het verhaal eigenlijk over hemzelf ging ging als auteur. De protagonist schrijft boeken maar is tussendoor diep ongelukkig, in de omschrijvingen lees je het noodlot van Couperus. Een boek wat ik ook meerdere malen heb gelezen is Mystiek Lichaam (1986) van Frans Kellendonk, omdat ik wilde onderzoeken hoe zijn stijl werkte. Hij heeft een geestig toontje, elegant en nonchalant, maar het gaat over grote onderwerpen zoals religie en wat de plaats in ons leven in kan nemen nu de kerk er niet meer is. Die stijl is uniek en om die reden heb ik het vaak gelezen en zinnen onderstreept. Wat me opviel was dat hij koos voor woorden als ‘koddig’, waarin hij eigenlijk al als auteur een oordeel geeft over zijn personages, hij schept daarmee afstand tot hen, maar net genoeg om tegelijkertijd ook warm en betrokken te blijven.”
Klopt het dat literatuur vanuit jouw ervaring een bedreigde diersoort aan het worden is, of is dat een drama van alle tijden?
“Ik heb hier geen onderzoek naar gedaan dus kan er niet echt iets zinnigs over zeggen, maar ik maak me ook geen zorgen om de literatuur eigenlijk. Klassieke muziek, daar denk ik wel over na. De manier waarop wij klassieke muziek beleven is zo ontzettend negentiende-eeuws, de kloof met onze huidige samenleving is te groot en daardoor neemt de belangstelling af. Maar we hebben altijd verhalen verteld, we hebben altijd boeken gelezen. Dat de verkoop afneemt is jammer, want de verkoop zorgt ervoor dat schrijvers kunnen schrijven, maar ik denk niet dat dit iets is wat ertoe leidt dat de literatuur zal sterven. Misschien komt er weer een nieuwe elite die zich zal onderscheiden met een leescultuur. Wat ik wel jammer vind is dat het lijkt alsof de nieuwsgierigheid van mensen afneemt, dat ze minder opzoek gaan naar nieuwe boeken, rare ideeën en dat ze niet over het randje willen kijken om te zien wat er achter de horizon zit. Ik denk dat dit wel belangrijk is voor een denkende klasse, maar ik ga niet prediken dat mensen nieuwsgieriger moeten zijn, want dat is je eigen verantwoordelijkheid. Er zijn sowieso weinig mensen die kunnen leven van het schrijven. Maar het geeft niet dat deze kunst een beetje buiten de economie staat. Neem de beeldende kunst, volledig overgenomen door het grote geld, die kant wil je toch niet op met de literatuur? Dat het straks alleen maar toegankelijk zou zijn voor rijke oliesjeiks uit de Verenigde Arabische Emiraten.”
Zijn er bepaalde taboes in de literatuur of onderwerpen waar van jou meer over geschreven mag worden, heb je het idee dat er onderwerpen zijn die schrijvers onbewust nog steeds schuwen?
“Er zijn niet zozeer taboes als wel een bepaalde esthetica die tot norm is verheven in de literatuur. Zeker in de Nederlandse literatuur is ingetogenheid tot de norm verheven, in plaats van de keuze voor een esthetica die je wel of niet kunt gebruiken. Er mag in de Nederlandse literatuur niet keihard gehuild worden, sterven moet subtiel en de stijl is vaak best wel uitgebeend, met korte zinnen. Misschien een cliché-klacht want we hebben nu ook Nina Polak erbij die super vindingrijk durft te schrijven en Vlaamse schrijvers die zich er niets van aantrekken. Maar over het algemeen is de literaire stijl precies zoals een Hollands landschap met gesnoeide knotwilgen, alles is vlak. En ik houd eigenlijk van uitbundigheid en van durf, van raarheid. Een andere norm is show don’t tell. Je mag niets uitleggen en je moet alles laten zien. Natuurlijk werkt dat, maar het is toch geen ingangseis? Als je dat niet doet, kunnen er namelijk ook interessante dingen gebeuren. Het is zo’n keiharde regel geworden. Het gaat qua thematiek ook altijd over buitenstaanders, zielige mensen die geen greep hebben op hun eigen leven. Het gaat nooit over helden. Die Nederlandse stijl mag best onderuit gehaald worden, want ik denk dat daar subversiviteit in zou kunnen schuilen.”
Kun je beschrijven waarom literatuur zo belangrijk is?
“Ik wil literatuur niet in een utilistisch discours duwen en betogen dat het per se nut heeft ofzo. Literatuur is belangrijk voor mij omdat het m’n wereld vergroot en mijn nieuwsgierigheid blijft prikkelen. Als ik geen boeken meer zou lezen dan zou ik die nieuwsgierigheid niet meer voelen, literatuur wakkert dat juist zo aan. Dankzij literatuur heb ik het verlangen om de wereld te willen begrijpen. Tegelijkertijd biedt literatuur daar mogelijke antwoorden op. Literatuur zorgt ervoor dat je nog meer wilt voelen, verlangen en begrijpen.”
Wat is de meest wijze les die je ooit uit een boek hebt getrokken?
“Ik weet niet of ik echt lessen uit boeken trek. Maar als ik wat leer van boeken dan is het misschien wel, ondanks dat het circulair klinkt, hoe geweldig, interessant en spannend boeken zijn. Misschien is wat literatuur me heeft gegeven, het leren denken. Dat zou ik toch niet willen missen.”
Met welke grote schrijver zou je wel een avondje willen stappen?
“Met Goethe had me dat geweldig geleken. De verhalen over hem zijn op het mythische af. Hij rukte eens een portret van de muur bij vrienden thuis, sneed het hoofd eruit en hield zijn eigen gezicht achter het gat. Hij vermomde zich ook graag tot hij onherkenbaar was. Never a dull moment.”