Maya Aumaj vertelt over Rumi, Edward Saïd en Sartre.

Maya Walangah Aumaj (1986) groeide op in Nieuw-Vennep en studeert Culturele antropologie en Literatuurwetenschappen aan de Universiteit van Amsterdam. Ze liep in 2012 stage bij de UNHCR waar ze onderzoek deed naar het Nederlandse 1F-beleid wat wordt toegepast op Afghaanse vluchtelingen. In haar vrije tijd is ze voorzitter van het jeugdbestuur van Kinderrechten NU (gericht op de rechten en participatie van kinderen) en ambassadeur voor het Prinses Beatrix Spierfonds (gericht op het onderzoek en de ontwikkeling van medicatie tegen spierziekten). Daarnaast is ze onderzoeksassistent bij antropologie en publiceert ze opiniestukken op Joop.nl. Ze publiceerde onlangs in de Volkskrant het vluchtverhaal van haar ouders.

Boven me kraakt de vloer en klinken zware voetstappen. Ik blik omhoog, hoor diepe stemmen in een voor mij onbekende taal. Buiten loopt een katje over de daken, een elegant roofdiertje wat secuur zijn pootjes voor elkaar zet. Het bladerdek van de bomen begint te verkleuren en een frisse wind heeft zijn intrede gedaan, maar binnen is het behaaglijk warm. Ik heb op het gebloemde dekbed een nest voor mezelf gemaakt van koppen thee, dagboeken en naslagwerken, en knabbel tevreden uit een kom met nootjes, rozijnen en gedroogde bessen. De kamer is van zo’n harmonie doordrongen, dat ik maar moeilijk kan bevatten dat er buiten zo’n verhit debat is losgebarsten. Dat er hooligans uit alle krochten van de onderwereld zijn gekropen (ook nog zogenaamd onder het mom van ‘onze beschaving’, no irony there), dat Natascha in eerste instantie bijna als heks op de brandstapel werd gegooid (met name door de Joodse gemeenschap, no irony here either) omdat ze het bij Pauw opnam voor de oorlogsslachtoffers en het vluchtelingenverdrag opgesteld in 1951zal worden herzien (want de Tweede Wereldoorlog is amper 70 jaar later blijkbaar alweer een ver-van-ons-bed-show). Het zijn zulke middeleeuwse praktijken dat ik benieuwd ben hoe ze over vijftig jaar op deze humanitaire crisis zullen reflecteren.

Tegenover me hangt het schilderij van een native American, die me een veelzeggende blik werpt, alsof ze stilletjes denkt: jullie leren het ook nooit. Niet zo gek dat Europa volgens Guy Verhofstadt leidt aan Korsakov. Ik blader door De Pijn (1985) van Marguerite Duras en richt mijn aandacht weer op het meisje wat tegenover me zit. Ze draagt een crèmekleurige trui met lichte pluche. Haar zwarte lokken zijn in laagjes gesneden en dansen speels om haar gezicht. Maya straalt niets ander dan sereniteit uit. Ik vraag haar wanneer ze zich voor het eerst in het oorlogsverleden van haar ouders heeft verdiept.

“Als kind had ik nooit echt het besef dat mijn ouders vluchtelingen waren, dat ontstond pas tijdens mijn bachelor Literatuurwetenschappen. Bij het vak Tekstanalyse kreeg ik van Ernst van den Hemel een artikel mee van Ernst van Alfen, afkomstig uit het boek Symptoms of Discursivity, Memory and Trauma (1999). Zo raakte ik geïnteresseerd in de trauma theorie (een stroming binnen de Literatuurwetenschappen). Ik begon met teksten over de Tweede Wereldoorlog, zoals Maus van Art Spiegelman. Ik volgde daarnaast vakken bij antropologie en vond het interessant om de trauma theorie toe te passen op fictie en non-fictie. Toen ik besloot om een stage te doen bij het UNHCR (The United Nations High Commissionair for Refugees) en vertelde dat het analyseren van realistische verhalen mijn interesse had, zei Renée de Bruin: ‘Ik heb een mooi onderwerp voor jou’. En zo ben ik gestart met een onderzoek naar het psychologische effect van het Nederlandse 1F-beleid op Afghaanse vluchtelingen.” Een medewerker van het UNHCR is inmiddels gearriveerd om Nader Shah te interviewen. Nader Shah is een Afghaanse tandarts die samen met zijn zoon de wereld over fietst om een vredesboodschap af te leveren bij het hoofdkwartier van de Verenigde Naties in New York (en tijdelijk bij Maya’s bovenburen logeert). Maya zal het gesprek vertalen, dus ze gooit een nieuwe zak nootjes naar me toe, grist haar telefoon mee en roept voor ze wegvliegt: ‘Voel je thuis!’

Mezelf thuisvoelen is inderdaad wat ik bij Maya doe, tussen de Perzische tapijten, stapels boeken en Simon Lévelt thee in de Javastraat. Het maakt eigenlijk niet uit of we een zelfgeïmproviseerde salade eten, voor de tiende keer thee bijschenken of het aangeboden krijgen van de Griekse Apollo die bij haar logeert omdat ze haar appartement sinds de zomer als Bed&Breakfast verhuurt; ik voel me op mijn gemak. Maya heeft namelijk het soort temperament waardoor je eigen zenuwstelsel – wat meestal één groot brok van neurosen is (oké, in mijn geval dan) – niets anders kan doen dan zich ontspannen. Wat mij betreft mag de hele wereld dan ook in het kader van lichttherapie in Maya’s uitstraling worden gezet om van zijn duisternis te genezen (haar tweede naam is niet misplaatst, Walangah betekent lichtstraal).

Wat is het boek dat iedereen moet hebben gelezen voor hij of zij sterft?

“De vertwijfeling, of de ziekte tot de dood (1849) Søren Kierkegaard. Het gaat over de eeuwige vertwijfeling die mensen eeuwig voelen. Volgens Kierkegaard is vertwijfeling een gevaarlijke toestand van geestelijke ontreddering. In de hedendaagse maatschappij wordt je vaak heen en weer geslingerd tussen vergankelijkheid en onvergankelijkheid. Als we proberen te conformeren aan de maatschappelijke norm in deze prestatiegerichte samenleving zijn we vooral gericht op hoe iets moet, hoe iets beter kan. We zijn gericht op wat we zouden kunnen worden, en die verwording, daar zijn we zo mee bezig, dat het eigenlijke leven aan ons voorbij gaat. Of mensen gaan op in de zoektocht naar het ultieme geluk en zijn daar zo druk mee dat het leven aan ze voorbij schiet. Een les die ik daaruit haal is dat je niet teveel moet nadenken over het leven an sich, maar meer in het moment moet leven. Kierkegaard is één van de eerste existentialistische filosofen, het boek is een absolute aanrader voor iedereen die zich meer wil verdiepen in de relatie tot zijn eigen ‘zelf’ en de zin en onzin van het leven.”

Wat vond je het meest ontwrichtende boek dat je ooit hebt gelezen?

“Het eerste jaar van Literatuurwetenschappen moesten we het boek Gstaad 95-98 (2002) van Marek van der Jagt (Arnong Grunberg) lezen. Het gaat over een karakter wat nogal een ongebruikelijke jeugd heeft gehad en bij wie pedofiele gevoelens zijn ontstaan. Ik vond het zo weerzinwekkend dat ik het naast me neer wilde leggen. Ze zeggen wel eens dat kunst iets los moet maken en Gstaad 95-98 heeft zeker iets losgemaakt. Maar moet ik het goed vinden omdat ik er zo van walg dat ik het nauwelijks kan lezen? Dat heb ik nooit eerder gehad met een boek. Het is knap dat Grunberg dat kan oproepen, maar het maakte het lastig om te lezen. Het punt van het pseudoniem begreep ik wel want alles van Grunberg wordt een bestseller, maar ik zou Gstaad 95-98 zelf niet nog een keer uit de kast pakken.”

En het meest indrukwekkende boek dat je ooit hebt gelezen?

“Primo Levi – Is dit een mens (1958). Als je leest wat hij heeft moeten doorstaan, dan krijg je enerzijds een beter beeld van de Tweede Wereldoorlog en hoe het er aan toe ging in de kampen, anderzijds krijg je een flinke dosis relativeringsvermogen. We hebben hier een klaagcultuur, maar als je zoiets leest ben je wel even stil. Het relateert aan de huidige situatie, we hebben de grootste vluchtelingencrisis ooit. Het is net alsof we in Nederland vergeten zijn hoe het hier zestig jaar geleden was. In het vluchtelingengedrag wat in 1951 is opgesteld staat immers dat wanneer mensen uit gegronde vrees voor vervolging wegens hun ras, politieke overtuiging, godsdienst, nationaliteit of het behoren tot een bepaalde sociale groep op de vlucht zijn, ze in bescherming moeten worden genomen. Wat je nu ziet bij de vluchtelingencrisis is dat we met name eurocentrisch bezig zijn. Alsof het recht op bescherming alleen is weggelegd voor een bepaald type mensen. Wat we nu doen in Europa – waar we het altijd hadden over mensenrechten, onze normen en waarden en andere landen op de vingers tikten – zelf de grenzen dichtgooien. Kijk maar naar Hongarije. De afspraken die we hebben gemaakt en de verdragen die we zelf hebben opgesteld leven we niet na, als het niet ten gunste van onszelf is.”

Welke drie boeken zou je meenemen naar een onbewoond eiland?

“Ik heb hier een stapel liggen die ik nog moet lezen. De Walging (1939) van Jean-Paul Sartre, Dora Bruder van Patrick Modiano (1997) en Die vervloekte Dostojevski (2012) van Atiq Rahimi. Het zijn boeken die ik ooit met veel plezier heb aangeschaft maar waar ik geen tijd voor had omdat er steeds een ander boek tussenkwam, dus een verblijf op een onbewoond eiland lijkt me er bij uitstek voor geschikt.”

Hoe ziet je boekenverzameling eruit?

“Ik denk dat mijn boekenkast een pluriform karakter heeft, er staat van alles in. Een aantal boeken die ik bewaard heb uit mijn kindertijd, studieboeken. Kopstukken (dat is eigenlijk een fout woord trouwens) van Aristoteles tot Shakespeare en Camus, etnografische werken, poëzie, wereldliteratuur, van alles!”

Heb je favoriete boekwinkels?

“Mendo en Atheneum, dat zijn twee boekwinkels in Amsterdam. Mendo is een klein paradijsje met mooie boeken. Voor de rest koop ik alles bij Atheneum, ik ben sinds mijn studie een trouwe klant. Daar kan ik binnenstappen en urenlang voor mijn plezier door boeken bladeren. Ik heb het idee dat ze bij Atheneum goed nadenken over de boeken die ze inkopen. Dan heb ik het niet alleen over romans, maar ook over onderwerpen dat ik denk: ‘Wow, is hier ooit over geschreven?’ [Lacht] Daar word ik altijd heel hebberig van.”

Afghanistan heeft een poëtische cultuur, hoe heeft dit jou beïnvloed?

“Afghanen zijn inderdaad heel poëtisch. Ik weet dat m’n vader gedichten schreef toen ik klein was, maar zelf vond ik het vroeger ook leuk om te lezen en verhalen te schrijven. In groep 8 van de basisschool schreef ik bijvoorbeeld de schoolmusical voor mijn klas. Verder merk ik ook dat mijn interesse binnen de Afghaanse literatuur meer uitgaat naar het werk van de filosoof en soefi-dichter Rumi, die in het jaar 1207 werd geboren in de stad Balch. Zijn volledige naam luidt dan ook Mawlana Jalal-ud-Din Balkhi-Rumi, waarin Balkhi refereert aan zijn geboortestad. De poëzie van Rumi is tijdloos en wordt nog steeds door veel mensen geprezen. Het jaar 2007 stond bij UNESCO bijvoorbeeld in het teken van Rumi, het was de: 800th Anniversary of the Birth of Mawlana Jalal-ud-Din Balkhi-Rumi. De Afghaanse literatuur is op de één of andere manier veel warmer. Daarmee wil ik niet zeggen dat de Nederlandse poëzie minder goed is, elke cultuur heeft zo zijn eigen charmes.”

Wat is volgens jou de kracht van literatuur, waarom moeten mensen lezen?

“Tegenwoordig leven we in een visuele wereld, alles is zo cinematografisch dat er niets meer aan de verbeelding over wordt gelaten. In de literatuur wordt wel iets aan de verbeelding over gelaten en ik denk dat het mooi is dat je jezelf een beeld bij het verhaal kunt vormen. Lezen is enerzijds gewoon ontspanning, anderzijds vergoot het wel je inzicht in bepaalde thema’s. Literatuur is afkomstig uit verschillende culturen en ik denk dat dit bijdraagt aan de manier waarop je naar bepaalde samenlevingen kijkt. Het hangt er natuurlijk vanaf wat je leest. Wanneer ik Kierkegaard lees dan voegt het iets toe voor mezelf, maar als ik een literair werk lees zoals The Story of the Cannibal Woman (2008) van Maryse Conde, dan bestudeer ik de onderdrukking van een gekoloniseerde in een postkoloniaal tijdperk. Dat is het mooie aan de literatuur, je krijgt de antwoorden niet meteen gegeven, maar leert zelf hoe je naar een werk kijkt en op welke manier, zonder daar een waardeoordeel aan te verbinden.”

Ben je door Culturele Antropologie&Literatuurwetenschappen anders gaan lezen?

“Ik denk zeker dat je anders leert kijken naar bepaalde verschijnselen. Bij Literatuurwetenschappen leer je hoe bepaalde denkbeelden geconstrueerd worden. En ik denk dat ik door antropologie ook wel anders kijk naar bepaalde verschijnselen in het dagelijks leven. Een klein verschijnsel, kan als het wordt bestudeerd, juist een grotere structuur verklaren. Wat ik interessant vind, is dat je leert om dominante denkstructuren bloot te leggen waar je jezelf ook onbewust aan schuldig maakt. Een belangrijk element bij beide studies is minder bevooroordeeld leren kijken. Als we het hebben over natiestaten is dat voor ons een vast gegeven, maar als je Imagined Communities (1983) leest van Benedict Anderson, dan leer je hoe het idee van de natiestaat ontstaan is en zich heeft ontwikkeld. Dus hoe nationalisme in stand wordt gehouden en dat de landgrenzen die wij kennen helemaal niet zo natuurlijk zijn.”

Kun je een voorbeeld geven van een Literatuurwetenschappelijke analyse?

“Ik heb ooit een postkoloniale lezing gegeven van De Voeten (1996) van Abdullah van Hafid Bouazza, en dat was heel erg interessant. Het gaat om de stereotypering van een Marokkaanse migrant die verliefd wordt op een Nederlands meisje. Ik heb in mijn lezing getracht aan te tonen, dat de stereotypering in het verhaal niet direct het resultaat is van de migratieproblematiek van de 20ste eeuw, maar voortkomt uit een verder verleden en behoort tot het culturele erfgoed van het westers imperialisme. Daarvoor heb ik teksten van o.a. Fanon, Morisson en Bhabba gebruikt. Vooral de tekst van Fanon bood interessante inzichten, waaronder hoe het voelt om een lid van een gemarginaliseerde groep te zijn wiens aanwezigheid enerzijds wordt genegeerd en over het hoofd gezien en anderzijds juist compleet wordt gedefinieerd aan de hand van vastgeroeste stereotypen (Frantz Fanon – Black Skin, White Masks, 1967). De tekst van Fanon heb ik tijdens deze analyse goed kunnen toepassen op de hedendaagse actualiteit, op de stereotypering van de Marokkaanse migrant.”

Welk boek is door dik en dun altijd een steun en toeverlaat geweest?

“Ik ben nu bezig met de biografie van Edward Said – Ontheemd (2009). We kennen hem allemaal als de kritische intellectueel van Orientalism (1978), waarin hij uitlegt hoe het beeld van het Oosten door het Westen is geconstrueerd. Maar in Ontheemd vertelt hij over zijn levensloop. Hoewel hij heeft gestudeerd in Amerika kwam hij oorspronkelijk uit Jeruzalem. In één van de passages uit zijn autobiografie komt hij terug bij het huis waar hij is opgegroeid. Het ligt in Palestijns gebied, wat inmiddels in beslag is genomen door de bezetters. Zijn thuis is zijn thuis niet meer. Wanneer hij terug reist vraagt iemand juist weer aan hem of hij uit Israël komt. En ik denk dat veel kinderen van migranten en vluchtelingen een soortgelijk gevoel hebben, dat ze overal tussenvallen en nergens op terug kunnen vallen als we spreken over het gegeven ‘thuis’ of je thuis voelen. De herkenning in zijn verhaal biedt mij op een of andere manier een bepaalde erkenning. Dat vind ik wel mooi.”

Hoe zijn je leeservaringen veranderd naarmate je ouder bent geworden?

“Ik ben naast romans wat meer filosofische teksten en poëzie gaan lezen naarmate ik ouder ben geworden. Saadi, Rumi, Lao Tse, Camus, Kierkegaard en Fanon. De teksten van Fanon zijn ook erg interessant om te lezen met het oog op de ‘Zwarte Piet-discussie’ nu Sinterklaas weer in aantocht is. Fanon richt zich in zijn teksten met name op de psychopathie van kolonisatie, daarbij schrijft hij bijvoorbeeld over blackness, gaat hij dieper in op de binaire opposities zwart en blank en de psychologische gevolgen van kolonisatie. Het zou interessant zijn om het figuur Zwarte Piet in zijn huidige staat te onderwerpen aan een cultuurwetenschappelijke analyse aan de hand van de teksten van Fanon.”

Mis je iets in het huidige literaire landschap?

“Ik heb niet het idee dat ik iets mis omdat alles tegenwoordig wel heel toegankelijk is geworden. Door de globalisering loopt alles ook een beetje in elkaar over, een paar honderd jaar geleden had ik geen vertaald werk uit Mozambique kunnen lezen, dat kan nu wel. Ik denk dat wereldliteratuur toegankelijker is geworden voor mensen. Maar het is wel een wereldje waarin ‘hoge’ en ‘lage’ cultuur worden gescheiden, en dat is wel jammer. Je hebt natuurlijk de Europese canon waar aan vastgehouden wordt, dat is nog steeds best eurocentrisch. Al zijn ze bij ons in Amsterdam wel experimenteel, als je kijkt naar meesterwerken wereldwijd, dan zie je dat er vaak auteurs in zijn opgenomen van Westerse komaf, terwijl ik me gewoon niet kan voorstellen dat er in de rijke geschiedenis van China, de Arabische landen of Oud-Perzië nergens auteurs uitblinken, dus daar mag nog wel verandering inkomen.”

Wat vind je trouwens van het huidige vluchtelingendebat en de dehumanisering van vluchtelingen?

“Ik zie enerzijds dat er een ontwikkeling gaande is die heel mooi is. Er is nu heel veel aandacht voor vluchtelingen en er zijn veel individuele initiatieven. Tegelijkertijd maak ik me zorgen want er is natuurlijk een tegenbeweging, die heel duidelijk stelt dat vluchtelingen niet welkom zijn. Daarom worden mensen die eigenlijk alles kwijt zijn geraakt en op de vlucht zijn geslagen voor oorlog, hier weggezet als parasieten. En ik denk dat dit mij wel zorgen baart, die twee dominante denkstructuren, die ook vanuit de politiek komen. Als we kijken naar internationale verdragen of afspraken die we hebben gemaakt met elkaar, lijkt het dat deze afspraken alleen gelden voor een selecte groep mensen. Na 11 September is dat begonnen, toen ontstond er veel angst rondom moslims. Ik ben zelf nooit heel religieus opgevoed, mijn ouders hebben me altijd vrij gelaten, dus ik ken alleen een mooie en vredelievende kant van de Islam. Maar we zo categoriseren, vergeten we dat het om mensen gaat. Godsdienst en andere zaken zijn van secundair belang, laten we eerst zorgen dat mensen in veiligheid worden gebracht.

Die dehumanisering zie je trouwens ook in ‘the war against terror’, na de aanslagen op de Twin Towers hebben 1,2 miljoen burgers (waaronder Afghanen&Iraken) de prijs betaald voor een misdaad die ze niet begaan hebben. En neem het voorbeeld van het Israel-Palestina conflict; er zijn mensen van islamitische komaf die filmpjes van verminkte kinderen plaatsen, waar vrienden van mij uit Israël weer op reageren. Dan denk ik: of je bent onderdeel van het probleem en houdt het in stand, of je bent onderdeel van een oplossing. Je kunt bedenken hoe je ervoor kunt zorgen dat je een positieve bijdrage levert, om te beginnen door constructieve uitspraken te doen. Er wordt de suggestie gewekt dat ‘de moslims’ alle ‘joden’ haten, mijn vader vindt Israël juist een mooi land. Het zijn starre beelden die worden aangegrepen door extreem rechts.”

[Maya haalt adem]

Wat ik mis in deze hele discussie, is de focus op de bijdrage die vluchtelingen zouden kunnen leveren aan onze maatschappij.

“Het Engelse nieuwsblad The Economist stelt in een recent artikel ‘Let them in and let them earn’ bijvoorbeeld dat een open houding van Europa naar vluchtelingen toe met daarbij inbegrepen meer flexibiliteit op de arbeidsmarkt, positief zou kunnen uitpakken voor Europa. Kortom: in plaats van een bedreiging moeten we de huidige ‘vluchtelingencrisis’ juist zien als een kans voor Europa. Precies zoals de Verenigde Staten dat eerder deed met de opeenvolgende vluchtelingenstromen in de 20ste eeuw, die toen grotendeels bestonden uit Europese vluchtelingen. Ook zou je kunnen stellen dat als een deel van de toestroom van vluchtelingen aan het werk komt binnen Europa en belasting betaalt zij kunnen bijdragen aan het betaalbaar houden van onze verzorgingsstaat, die in de komende jaren door de vergrijzing onder druk zal komen te staan.”

Met welke grote schrijver zou je wel een avondje willen stappen?

“Hij is inmiddels overleden, maar ik vind Sartre een heel boeiend persoon. Ik denk dat ik goede gesprekken met hem zou kunnen voeren over de huidige tijd. Sartre had een goede kijk op de kolonisering van Algerije en de misstanden van de Fransen tijdens de Algerijnse onafhankelijkheidsoorlog. Ik weet dat hij zich tijdens zijn leven fel heeft uitgelaten tegen de oorlog in Algerije. Hij ging destijds in tegen het dominante discours wat in Frankrijk heerste met betrekking tot de kolonisatie van Algerije. De Algerijnen wilden onafhankelijk worden en hij zag toen al in dat kolonisatie een misdaad was, hij zei: ‘Nu komen de Fransen er mee weg, later niet meer.’ Ik zou graag met hem willen filosoferen over de wereld in zijn huidige staat, de vluchtelingenproblematiek en mensenrechten. Want het huidige verschil van de theorie en de praktijk van onze mensenrechten strookt niet met mijn gevoel voor rechtvaardigheid.”

Ik kan me niet voorstellen dat iemand Maya ooit zou kunnen zien als de (onheilspellende) ‘Ander’, daarvoor lijken we te veel op elkaar. Zo vragen mensen ons altijd waar we vandaan komen en is het antwoord een stuk minder exotisch dan gehoopt, omdat we geboren zijn in de Haarlemmermeer. We hebben we ons verdiept in trauma testimonieën, zijn bezig met de impact van de Sovjet-Unie en  oorspronkelijk een religieuze achtergrond, maar zijn niet zwaar religieus opgevoed. Misschien is de bindende factor vandaag vooral het feit dat we wars zijn van de vervreemding die zich om ons heen voltrekt. Of onze gedeelde zorg betreft de antagonistische ondertoon die in het huidige vluchtelingendebat heerst, ten opzichte van de oorlogsslachtoffers uit Syrië. Al begrijpt Maya het proces van dehumanisering van de vluchtelingen beter dan ik, wanneer ze me erop wijst dat de vervreemding niet alleen een aanzet tot maar ook een consequentie van oorlog is: “De laatste keer dat mijn vader in Afghanistan kwam herkende hij de mensen die hij ooit gekend had niet meer terug. Hij voelde zich er niet meer thuis. Maar ik zei: “Ja pap, wat dacht je zelf, er is in dat land al dertig jaar oorlog aan de gang, geen wonder dat je het nauwelijks meer herkent”. Het land is veranderd, maar de mensen ook.

Ik vraag of het lastig was voor haar familie om opnieuw een bestaan op te bouwen in een wildvreemd land [haar vader is van oorsprong dierenarts en haar moeder apothekeres, maar haar ouders runnen nu samen een eigen bedrijf]. “Toen mijn vader in 1986 aankwam waren er geen asielzoekerscentra in Nederland. Hij begon in April meteen met het volgen van Nederlandse les en kon in datzelfde jaar direct doorstromen naar de Universiteit. De situatie is nu anders, vluchtelingen moeten door allerlei bureaucratische procedures vaak lang wachten voordat ze aan het werk kunnen. Dat belemmert hen ten eerste in het integratieproces en kost de samenleving daarnaast ontzettend veel geld.” De Griekse jongen verschijnt in de deuropening en vraagt of we nog thee willen. Het kan me niets schelen dat Wilders gekscherend doet over theekransen, ik geloof in theeleuten. Het feit dat ik overal zoiets kan doen als thee drinken, of ik nu in Afghanistan, Indonesië, Japan, Engeland of Wonderland ben, dat is toch prachtig? Ik geef hem dankbaar mijn mok, maar Maya verandert op het laatste moment van gedachten. Niet veel later nipt ze genietend van een kop gitzwarte koffie.

Als we na afloop boven met Nader Shah Nagahari en diens 17-jarige zoon kletsen, die hun fietstocht voor de vrede zullen eindigen bij de Verenigde Naties in New York, vraag ik (via Maya) of hij aan ons Nederlanders advies heeft betreft de behandeling van vluchtelingen. Hij legt uit dat veel mensen alles zijn kwijt geraakt en spoort ons aan om ze hartelijk te ontvangen. Tegelijkertijd vindt hij dat de focus moet liggen op het zoeken naar een oplossing, zodat ze terug kunnen naar hun moederland: “Zolang er geen vrede is, zullen er vluchtelingen blijven komen.” Hij wijst ons ondertussen zes keer op de dadels die voor ons liggen en Maya legt zijn premisse uit: “Hij gelooft dat we allemaal onderdeel zijn van een groter geheel en onlosmakelijk met elkaar zijn verbonden. Als een deel lijdt, lijdt iedereen. Als er vrede zou komen in de landen waar nu oorlog heerst, dan zou iedereen rust in de tent hebben.” Als we afscheid nemen legt hij zijn hand een paar keer op zijn hart.

Aanbevolen artikelen