Jonas Kooyman (1989) studeerde literatuur aan The New School in New York, volgde een master Journalism en Media aan de Universiteit van Amsterdam, was initiatiefnemer van de Shut Up & Writes en is sindsdien journalist voor het NRC Handelsblad en NRC Next. Sinds kort is hij ook online redacteur voor NRC Boeken en plugt hij literatuur bij een groot publiek. In zijn artikelen over lifestyle, trends en cultuur probeert hij de tijdgeest te vangen.

Als journalist schrijf je over trends, lifestyle en cultuur. Wat trekt jou in deze thema’s?

‘Ik kwam erachter dat ik niet zozeer over het nieuws van de dag wilde schrijven, maar dat ik wel goed kon zien wat bepaalde trends waren, zowel stedelijke als lifestyle trends. Ik denk dat trends iets zeggen over de tijd waarin wij leven, en met mijn stukken probeer ik de tijdgeest te vangen.

Vorig jaar heb ik bijvoorbeeld geschreven over agenda hedonisme, een term geïntroduceerd door een onderzoeker van de UvA, en dat beschreef een tendens die ik veel om me heen zag; mensen die doordeweeks heel gezond leven, aan yoga doen en cold juices drinken, maar in het weekend op feestjes helemaal losgaan met drank en drugs. Ik heb mensen met deze lifestyle geïnterviewd om te verklaren waar dit fenomeen vandaan komt. En dat werd goed opgepikt. (Lacht) Deze week werd bekend dat de term ‘yogasnuiver’ op de tweede plaats is geeïndigd als woord van het jaar.

En laatst publiceerde ik ook een groot stuk over de vraag waarom millennials zo horeca verslaafd zijn. Waarom we de hele dag door brunchen, lunchen en koffietjes halen, terwijl we eigenlijk helemaal geen geld hebben. (J: ‘Dat is zo waar! Ik heb op een gegeven moment mijn dagboeken van mijn bachelor en master terug gelezen en we waren voor en na de colleges altijd aan het lunchen. Lunchen – dat was mijn leven.’) Ja precies, het ouderwetse salon gedrag was iets wat ik veel om me heen zag en ik doe het zelf trouwens ook, te veel buiten de deur eten.’

‘In mijn stuk vond ik een paar verklaringen; steden worden steeds groter, we wonen steeds kleiner en omdat er een overspannen woningmarkt is, vaak ook nog op latere leeftijd nog met meerdere huisgenoten, dus de horeca heeft een huiskamerfunctie gekregen. Een andere verklaring is het gemak, dus dat millennials gewoon verwend en lui zijn. Daarnaast zijn koffiedates en high tea’s sterk gerelateerd aan sociaal-cultureel kapitaal; ik kom op deze nieuwe veganplek, dus ik ben gezond en goed bezig. Het is een beetje een mix van die factoren. Dat stuk ging viral en raakte een gevoelige snaar, het was een gekkenhuis. Het werd het best gelezen stuk, maar mensen waren ook woedend op me (‘Je scheert millennials over één kam, ik kan m’n huur niet eens betalen lul!’). (J: ‘Het is ook wel grappig dat we het als millennial-generatie voor het eerst weer slechter dan de vorige generatie hebben maar ondertussen wel allemaal doen alsof we Oscar Wilde zijn.’)

Op dit moment ben ik bezig met een artikel over een nieuwe elite die aan het ontstaan is, de zogenaamde aspirational class. Het is steeds moeilijker om je te onderscheiden met materiële goederen, omdat smartphones, vakanties en merkkleding in het bereik van iedereen zijn. Nu onderscheidt de elite zich liever op een subtielere manier: met cultureel kapitaal. Dus door biologisch te eten, naar podcasts te luisteren en yoga te beoefenen (Julia: hehe ^^).

Het is paradoxaal; enerzijds hebben we het als generatie slechter, anderzijds maken we allemaal de meest prachtige reizen en hebben we een onstilbare ervaringshonger. Ik ben geabonneerd op allemaal gekke lifestyle nieuwsbrieven, let op patronen die ik in de moderne tijd herken en kijk of ik de ontwikkelingen in een breder perspectief kan plaatsen.’

Dus je bent als journalist ook een beetje trendwatcher; je kijkt naar de culturele ontwikkelingen en tendensen die je ziet ontstaan in de huidige tijd.

‘Twee jaar terug publiceerde ik een stuk over airspace – die typische Scandinavische stijl van een industrieel design met veel hout en vetplanten, een journalist in New York heeft daar de term ‘airspace’ voor bedacht – , met de vraag waarom alle coffeebars en hipsterplekken steeds meer op elkaar gaan lijken. Het is hetzelfde proces als met Air Bnb appartementen: het maakt niet uit waar je bent, de sfeer is precies hetzelfde. Dat is zo interessant aan deze tijd, er ontstaat een monocultuur. Dat je door Tokyo reist maar niet meer merkt dat je in Japan bent, omdat het eigenlijk ook gewoon Amsterdam of Parijs had kunnen zijn.

Die herkenningspunten waren er natuurlijk al met ketens als MacDonalds en de Starbucks die je haast overal ter wereld terug kunt vinden, maar nu zijn het ook de plekken waar de stedelijke elite samenkomt. En dat het allemaal zo op elkaar gaat lijken is ergens heel deprimerend. Je zou in die airspaces overal ter wereld kunnen zitten, en dat is verwarrend. Ook in Amsterdam zijn er dat soort buurten. Neem de Spaghetteria, die hebben nu in elk stadsdeel een zaak. Dat lijkt dan een lokaal en gezellig Italiaans tentje in de buurt, maar het is een gigantische keten. Dat is wel gek aan deze tijd. Ik sprak laatst iemand die een paar jaar geleden vanuit Amsterdam naar Italië is vertrokken en hij was in shock toen hij terugkwam; Amsterdam is een tweede Soho geworden, volledig aan het veryuppen. Daarnaast interview ik trouwens elke twee weken mensen in het NRC over hun inkomen, want dat is nog altijd een soort taboe. Ik probeer extravagante types te vinden die heel decadent en hedonistisch leven of juist een opvallend sobere lifestyle hebben.’

Wat doe je precies als online redacteur bij NRC Boeken?

‘Ik moet ervoor zorgen dat de stukken uit de boekenbijlage, die elke vrijdag verschijnt, online zo goed mogelijk worden gelezen. Ik regel de online strategie, social media en verzorg de nieuwsbrief. Het begint vaak gewoon met de kop; ik lees een stuk goed en probeer een prikkelende zin te vinden, het introtekstje moet catchy zijn. Het stoffige imago van boeken schrikt soms een beetje af, maar als het een boeiend en herkenbaar verhaal blijkt te zijn, lezen mensen het juist graag. Beeld is ook belangrijk, soms vraag ik een ander beeld aan dan in de krant, want mensen zijn online erg lui. Je beslist in een milliseconde of je op iets klikt. Eigenlijk is het heel tegenstrijdig, want ik probeer op het internet – wat het meest vluchtige medium ooit is – verhalen te pluggen die juist diep, reflectief en filosofisch zijn. Tegelijkertijd denk ik wel dat mensen behoefte hebben aan goede curatie omdat er zoveel boeken uitkomen, bij onze boekenbijlage maken wij de selectie voor je als lezer. De nieuwsbrief van NRC Boeken is één van de best gelezen nieuwsbrieven. Ik probeer het nieuwe aanbod overzichtelijk te maken.’

Ik ben benieuwd naar je lievelingsboeken.

‘Ik heb niet specifiek één lievelingsboek want mijn leesgedrag is meer verbonden aan levensfases. Ook lees ik een boek bijna nooit twee keer, dus voor mij hoort een bepaald boek vaak bij een bepaalde tijd. Begin twintig hield ik erg van boeken over hedonisme en decadentie, ik las veel van Bred Easton Ellis, Tom Wolfe en Oscar Wilde. (Lichtelijk beschaamd) Ik heb me altijd wel een beetje aangetrokken gevoeld tot de hedonistische levensstijl en de glamourwereld. Ik denk dat Nederland niet per se zo’n glamorous of extravagant land is. Je hebt natuurlijk Gimmick van Joost Zwagerman (1989) en een paar boeken van onze generatiegenoten over een jong iemand in de grote stad die verdwaalt raakt in het nachtleven – maar daar houdt het wel zo’n beetje bij op. Ik vind het leuk om te lezen over van die extravagante en absurde levensstijlen. Less Than Zero (1985) vond ik bijvoorbeeld interessant als kritiek op de consumptiemaatschappij. Net als American Psycho (1991), dat vond ik in essentie eigenlijk helemaal geen horrorboek, maar een verhaal over de leegte van rijkdom; pagina’s lang worden er alleen maar merken herhaald en goede restaurants beschreven – net zolang totdat je er moe van wordt. Die hedonistische levens illustreren de ultieme leegte. Is dat een antwoord?’

En wat las je in de volgende fase; je midtwenties?

‘Als student heb je zo’n intellectuele bloeiperiode waarin je alles wilt ontdekken en vreten qua cultuur en mijn tijd in New York was in die zin een interessante periode. Toen ik aan The New School studeerde volgde ik een paar literatuurvakken en de boeken die ik daarvoor moest lezen hebben veel indruk op me gemaakt. Eentje was van Invisible Cities (1972) van Italo Calvino. Elk hoofdstuk gaat over een andere denkbeeldige stad met hele maffe, absurdistische verhalen. Zo is er een stad waarin alle mensen die ooit een connectie hebben gehad met draden aan elkaar verbonden blijven, een stad die elke dag van vorm verandert en een stad waarin alles omgekeerd is, het is een beetje een weird seventies boek. Marco Polo maakt ook een cameo en vertelt tussendoor over zijn ontdekkingsreizen, dat vond ik heel inspirerend. Nog zo’n weird boek is Crash (1973) van J.G. Ballard, over een underground groep mensen in Los Angeles die auto-ongelukken als fetisch hebben. Hier is later nog een film van gemaakt. En een boek dat ondertussen misschien wel een cliché is maar wat heel belangrijk voor me was: Just Kids (2010) van Patti Smith – het kwam vijftien jaar geleden uit. Hierin beschrijft ze haar vriendschap met Robert Mapplethorpe en hoe ze als jonge arme kunstenares in New York altijd keihard is blijven werken en door blijven ploeteren om het toch te kunnen maken als kunstenaar. Ik vind het heel inspirerend als je iets creatiefs doet – klinkt heel Amerikaans I know – om gewoon ergens helemaal voor te gaan. Patti Smith is echt m’n voorbeeld, ze heeft best wel heftige dingen meegemaakt maar gaf nooit op. (Schuift gelukkig heen en weer) Ik was laatst ook naar een prachtig concert van haar in Paradiso.’

Mooie titels! Wat las je nog meer aan The New School?

‘Ik moest toen een paar klassiekers lezen, De Odyssee (800 B.C.) vond ik prachtig zowel als Een verhaal van liefde en duisternis (2005) van Amoz Os. Mijn moeder komt uit Israël en in dat boek beschrijft hij zijn familiegeschiedenis. Je leest hoe zijn familie tijdens de oorlog is gevlucht en ze als Europese intellectuelen een nieuw leven in een vreemd land proberen op te bouwen. Tegelijkertijd is het een geschiedenis van de staat Israël. Het is superdik maar zo mooi. Een ander interessant vak was Literary Foundations, daar begonnen we bij de Bijbel en gingen we via de Grieken langs Dante naar het nu, waarna het meer ging over boeken die zich in het stadse leven van New York afspelen. De laatste tijd lees ik meer geëngageerde boeken, ik heb net Barbara Ehrenreich’s Nickel and Dimed (2001) en Ali Smith’s Autumn (2018) gelezen. Het is de eerst Brexit roman (J: ‘Heb dat de hele tijd in de boekhandel heen en weer gesleept voor iedereen’) en gaat over de vriendschap tussen een jonge vrouw (de 32-jarige Elizabeth) en een oudere man (de 101-jarige Daniel Gluck), je leest hoe hun vriendschap zich door de jaren heen heeft ontwikkeld. De vertelling is niet chronologisch, er zijn flarden naar de post-Brexit toekomst met kille politieke verhoudingen waarin racisme en angst heersen. Ik vond het een boeiend boek.’

Ze schetst ook wat er mogelijk na de Brexit zou kunnen gebeuren?

‘Ja, zowel als de de verwarrende en woelige tijden waarin we nu leven. Het gaat ook over de toenemende bureaucratie. Elizabeth moet bijvoorbeeld een nieuw paspoortfoto laten maken maar omdat de vorm van haar hoofd niet precies in de cirkel van de computer past, wordt ze steeds van het kastje naar de muur gestuurd. Het is een beetje komisch maar ook zorgwekkend. Een ander boek wat ik afgelopen zomer las was Conversations with Friends (2017) van de Ierse Sally Rooney, dat vond ik een mooi boek over vriendschap en feminisme. En ik herlas laatst Giovanni’s room (1959) van James Baldwin, sowieso lees ik meestal veel gayliteratuur en queerboeken. Giovanni’s room gaat over een relatie tussen een man en een jongen in het Parijs van de jaren twintig. Het is heel tragisch, dat weet je al vanaf het begin door de manier waarop het met één van die twee afloopt – maar zeker voor die tijd was het boek vooruitstrevend. Het was toen echt een schandaal.’

Zijn er binnen de gay/ bi/queer literatuur veel nieuwe ontwikkelingen?

‘Ja! Alleen al als je naar Nederland kijkt, zie je een generatie nieuwe schrijfsters die op vrouwen vallen of op mannen én vrouwen, en die nemen al die ervaringen mee in hun werk. Al die doorgebroken jonge schrijfsters gaan tussen de bestaande structuren inzitten, eigenlijk zweeft iedereen een beetje rond. En ik denk dat het ook bij onze generatie hoort dat we meer woke zijn, we gaan niet meer akkoord met een bepaalde representatie of norm waarin we onszelf niet herkennen. Het publiek is mondiger geworden, daar is ook een soort momentum voor, denk ik. Maar goed, de gemiddelde succesvolle schrijver is volgens mij nog steeds een witte man van middelbare leeftijd die alle prijzen wint en whatever. Laatst was ik naar een lezing van Edouard Louis (J: ‘IK BEN ZO IK VERLIEFD OP HEM, WAS NET OVER ARTHUR JAPIN HEEN’) die aangaf dat je als schrijver altijd activistisch moet zijn – wat ik dan weer iets te radicaal vind, want een boek hoeft niet altijd de gevestigde orde te bevragen, maar ik vind het wel fijn dat je steeds meer verhalen ziet waarin je jezelf ook als gay, bi of queer kunt herkennen.’

‘In het verlengde daarvan ben ik blij met het succes van Call Me By Your Name, de film is ook gebaseerd op het gelijknamige boek van Andre Aciman. Het gaat over een PhD-student die verblijft bij zijn professor en diens academische familie in een mooi landhuis in Italië, hij krijgt een relatie met diens zoon. Je ziet een zomer lang hoe langzaam de spanning tussen ze ontstaat, hoe ze verliefd op elkaar worden; maar het gaat ook over de eerste keer liefdesverdriet. In die zin is het een klassiek en universeel liefdesverhaal. Veel hetero vrienden van me vonden de film helemaal te gek. En ik vond het gewoon zo mooi dat een groter publiek meeging in een verhaal over twee mannen, dat is toch eigenlijk vrij nieuw. In de populaire cultuur was dat lang niet zo – als je nu naar die nineties series kijkt, zijn die veel minder representatief of inclusief. (J: ‘Ik vind het ook lastig dat alles wat afwijkt van de norm per definitie tragisch en problematisch wordt weggezet, alsof er dan geen mooie vakantie in Italië meer in zou zitten, wat natuurlijk onzin is.) ‘Ja, precies!’ ‘Dit was trouwens eigenlijk allemaal nog onderdeel van vraag één.’ ‘Oh shit, we zijn helemaal verdwaald.’

Welke boeken gaven je nieuwe inzichten?

The White Album (1979) van Joan Didion is één van m’n favoriete boeken! Het is een bundeling essays over het Californië tegen het einde van de jaren zestig. (Krijgt een vertelstem:) Er hing iets vreemds in de lucht in L.A, iets onheilspellends, met al die Charles Manson moorden toen. De politiek veranderde snel – aan het einde van de flowerpower tijd werd het allemaal een beetje unheimisch. The White Album is heel mooi en ritmisch geschreven. Het zijn literair-journalistieke reportages waarin Didion beschrijft hoe ze bij politici, communities en scenes uit de stad langsgaat en die verslagen verweeft ze met reflecties op haar eigen leven.

Toen ze veel aan insomnia leed ontdekte ze bijvoorbeeld een soort club van slapeloze New Yorkers die maar gewoon met zijn allen in één woonkamer gingen hangen en een beetje op de banken liggen om samen de nacht door te komen. Het is enorm goed geschreven. Zij is echt een groot voorbeeld voor mij, zo zou ik ooit willen schrijven. Ik vond I Hate The Internet (2016) van Jarett Kobek ook wel een bijzonder boek – dat is twee zomers geleden uitgekomen en gaat dus over een hekel hebben aan het internet. Het speelt zich af in San Fransisco en beschrijft hoe de stad in een hele korte tijd is veranderd van een hippieparadijs naar een hotspot voor tech-milljardairs. Het boek is in Nederlandse recensies afgekraakt omdat het heel apart geschreven is, maar ik vond het heel interessant. Het onderzoekt hoe we precies zo verloren en into de social media zijn geraakt en de evil kant van de techbedrijven.’

Ook Bad feminist: essays over modern feminisme (2014) van Roxane Gay mag in dit rijtje. Ze schreef een reeks kritische essays over populaire cultuur, door die geëngageerde reflecties ga je weer anders gaat kijken naar bepaalde zaken in de samenleving. Ze heeft kritiek op de serie Girls van HBO omdat het de millennial-serie par excellence wordt genoemd, terwijl zij zichzelf er totaal niet in kon herkennen omdat het alleen gaat over welgestelde witte mensen, de cast is totaal niet divers. Ik blijf het een goede serie vinden, maar het leerde me wel hoe je scherper naar bepaalde dingen kunt kijken.

Wat is het beste boek dat je afgelopen tijd las?

‘Nog een boek wat ontzettend veel indruk op me heeft gemaakt is My Year in Rest and Relaxation (2018), dat is net in Nederland verschenen als Mijn jaar van rust en kalmte van Ottessa Moshfegh (J: Een meisje van The Waterstones was ervan overstuur! Ze zei dat ze het had gelezen en een paar maanden moest laten liggen om weer bij te komen, zich later toch genoodzaakt voelde om erover te vertellen, en dat tenslotte maar met een zwaar hart deed – een verhaal over een vrouw die zo rijk en verwend is dat ze het ook niet meer weet en maar een paar jaar gaat slapen.) Ja, precies, daar gaat het over. Het speelt zich af in de jaren negentig, een vrouw; wit, jong, knap en rijk, besluit met de meest sterke slaapmiddelen die ze kan krijgen een winterslaap houden, dat vond ik een interessant gedachte-experiment’.

Wat is haar motivatie om zo lang te gaan slapen?

‘Tsja, ze wil zichzelf graag resetten en weer herboren voelen, een nieuw begin maken. Ze denkt dat ze haar problematische jeugd op die manier kan afschudden en gebruikt het als een vorm van therapie. Wat natuurlijk met de meest zware slaapmiddelen niet een heel slim idee is, maar je kan het boek, zoals gesuggereerd door Persis in de Volkskrant, wel lezen als een kritiek op de leegte na nine-eleven. Ik denk dat we nu ook best wel naar cocooning neigen. De wereld buiten is voor iedereen zo chaotisch en verwarrend geworden, dat er weer een soort terugtrekking plaatsvindt; goed voor jezelf zorgen, alles zo overzichtelijk mogelijk, veilig en rustig houden.’

Heb je lievelingsklassiekers?

‘Het Proces (1925) van Kafka, Dostojevski’s Misdaad & Straf (1866) en Lolita van Nabokov (1955) – van die boeken waarin je helemaal in een wereld kruipt. Herlezen doe ik niet snel eigenlijk. Ik durf ook niet in mijn boeken te schrijven, ik heb het idee dat dat niet mag, dat je dan het boek niet respecteert – soms denk ik: ‘Ik zou het wel moeten doen, maar de tijd is er nog niet.’ Vorige lente was ik op vakantie in Japan en las Norwegian Wood (1987) van Murakami en dat was heel mooi; liefde, dood en alles, dat vond ik heel ontroerend. En Goobye To Berlin (1939) van Christopher Esherwood vond ik ook een goed boek. Dat past ook in het hedonistische lijstje, het gaat over een Brit in het decadente Berlijn van de jaren twintig/dertig, hij zit in die bohémian scene in een vooroorlogse roes, maar wel tegen de onheilspellende achtergrond van de nazi’s die opkomen. Hij heeft een joodse geliefde, dat vond ik een heel interessant boek. En tot slot Griekse mythen (2004) van Imme Dros.

En wat zijn je favoriete jeugdboeken?

‘De boeken van Roald Dahl vond ik echt geweldig, zeker in combinatie met de illustraties. Voor de Books & Bubbles moest ik een keer vragen beantwoorden en toen schreef ik ook dat ik als kind thuis geen tv had. Mijn ouders waren tegen de aanschaf van een televisie want de beeldbuis had een slechte invloed. Daardoor las ik als kind alles wat los en vastzat. Elke week mocht ik maximaal tien boeken lenen uit de bieb en die had ik binnen een paar dagen uit. Ik heb thuis nog steeds een kinderboek en dat heet – hehe – Kleine Sofie en Lange Wapper (1984), een prachtig kinderboek met tekeningen van Thé Tjong-Khing. Het gaat over een meisje met kanker wat een toverboek vindt dat ervoor zorgt dat ze door allemaal gekke werelden kan reizen. Zo trekt ze een poosje mee met een circusfamilie en vertoeft ze in de middeleeuwen, dat boek vond ik supermooi. Natuurlijk hield ik van Paul van Loon en de Kippenvel serie, heel nineties allemaal. (J: ‘Kippenvel werd bij ons altijd voorgelezen, de juf liep dwars door de klas en dan liet ze ons schrikken’)(‘Geweldig! Dat is echt totaal niet verantwoord trouwens’).

Heb je titels in de categorie non-fictie waarvan je onder de indruk was?

Delirious New York (1978) van Rem Koolhaas heeft wel veel indruk gemaakt. Hij beschrijft de filosofie achter de architectuur van Manhattan en het boek zit vol met bouwtekeningen waardoor je ziet hoe de stad zich in de beginjaren heeft ontwikkeld. En hoe radicaal het was, om een stad vanuit een roosterpatroon te bouwen met identieke blokken. Ik vind het echt een soort meesterwerk. Je ziet plannen voor de stad die het nooit gehaald hebben: wolkenkrabbers waarbij huis op huis is gebouwd, inclusief een tuin met paarden. Hij heeft wilde plannen die nooit zijn uitgevoerd erin verwerkt, maar het boek laat ook zien waarom bepaalde plannen wel zijn doorgevoerd. Ook het hoofdstuk over de bizarre kermisgeschiedenis van Coney Island is fantastisch. Het is een mooie klassieker met goed archiefmateriaal voor iedereen die van grote steden houdt.’

En is er een schrijver wiens complete oeuvre je fantastisch vindt?

‘Ja, dat van Arnon Grunberg!Zijn vroegere werk vind ik echt geweldig; de hele absurdistische sfeer met van die disfunctionele families en complete weirdo’s erin. Daarnaast ben ik zelf Joods en sommige prettig gestoorde personages – met veel Joodse humor – zijn wel herkenbaar. Al heeft Grunberg wel altijd extreme types. De figuranten vond ik echt een fantastisch boek. Over van die bohémian-losers in Amsterdam die willen doorbreken, maar dan moet hij eerst heel vaak van de trap afvallen als figurant en zelfs dat doet ie niet goed weet je wel (Julia: xD) Blauwe maandagen (1994) en De Joodse Messias (2004). De sfeer in zijn boeken is wel beklemmend maar ik vind dat de boeken ook van een fantastische humor zijn doorspekt. Tijdens Tirza (2006) was ik echt aan één stuk door foto’s van passages aan het maken en naar mensen aan het appen omdat ik het zo bizar en grappig vond.’


Zijn er tenslotte boeken die je ons zou aanraden voor deze winter?

‘Ja, Pijpelijntjes (1904) van Jacob Israël de Haan. Dat gaat over de romance tussen twee Amsterdamse jongens in De Pijp van begin twintigste eeuw. Het is tragisch en komisch en wreed, en een heerlijk boek om in op te gaan, in een Amsterdamse wereld die niet meer bestaat. Mijn vader schreef samen met Jan Aarts Dit is mijn boek (2017). Hiervoor verzamelden ze jarenlang exlibris: gepersonaliseerde grafische kunstwerkjes die je vroeger voorin je boek plakte. Zij verzamelden die van Joodse Nederlanders, waarvan de meesten in de oorlog zijn vermoord, en hebben met heel veel speurwerk de levensverhalen van deze mensen kunnen achterhalen. En laat ik afsluiten met hedonisme en decadentie in Goodbye to Berlin van Christopher Isherwood (1939). Heerlijk dansen op de vulkaan met de bohémiens in het Berlijn van de jaren dertig.’

De foto van Jonas Kooyman is gemaakt door Babette Meyer

Aanbevolen artikelen