Op de zolder van een café in de Jordaan interviewde ik Thomas Heerma van Voss (1990) over zijn nieuwe roman Condities. Condities vertelt het verhaal van de Amsterdamse schrijver Vincent Pek die al jaren zwoegt op een boek dat niet wil komen en kampt met een ziekte die nooit over zal gaan. Uit angst om als schrijver te stagneren en copywriter te blijven, besluit hij zijn toevlucht te zoeken in een laatste medicijn: schrijven over zijn chronische aandoening. Opeens moet Vincent zich verhouden tot een verleden dat hij tot dan toe zorgvuldig voor de wereld verborgen heeft gehouden. Hij besluit de gok te wagen, maar stelt hiermee zowel zijn lichaam, zijn relatie als zijn privacy op de proef.
Waarom besloot je Condities te schrijven?
Thomas: ‘Het begon op basis van een kort verhaal dat ik in 2016 schreef, over een jongen die wakker wordt bij een vriendin en een enorme, acute buikpijn aanval krijgt. Hij strompelt naar buiten maar heeft zoveel mysterieuze klachten dat hij nauwelijks vooruit komt en ten slotte radeloos zijn vader belt. Samen rijden ze naar het ziekenhuis. De gejaagde toon van dat verhaal en zijn duidelijke gebrek aan grip op de situatie, spraken me aan. Er zat iets dwingends in de taal, maar toen ik het herlas vond ik het toch te egaal – het verhaal was te veel één rechte lijn naar de afgrond, alleen maar geconcentreerd om een lichaam dat vanaf de eerste zinnen tegenwerkt. Ik denk dat zo’n moment van verval meer impact heeft als je ook een band hebt met diegene wie het overkomt, maar dat ontbrak nog omdat de hoofdpersoon meteen zo pijnlijk getroffen werd. Vanuit hier verzon ik Vincent Pek met zijn chronische darmaandoening, van wie je ook de herinneringen en flashbacks uit zijn gezonde verleden leest.
Ik koos voor de titel Condities omdat de roman me niet alleen om een verslag van zijn verzwakte conditie ging, maar ook om Peks verhouding tot gezonde lichamen; dat hij het idee had dat hij alles in zijn omgeving net niet kon bijbenen. Tussendoor wilde ik stukken waarin het best goed met hem gaat, want het moest niet alleen maar over lichamelijke kommer en kwel, medicijnen en ziekenhuizen gaan. Het hoofdpersonage moest iemand worden met een lichamelijk ongemak die toch iets nuttigs probeert te doen. Ik wilde in Condities het gewone leven met een chronische aandoening laten zien, dat misschien verschilt van dat van blakend gezonde en vitale mensen, maar vaak toch ook weer niet zo anders is.’
Condities slaat op de manier waarop hij zich verhoudt tot andere lichamen?
Thomas: ‘Ja, bijvoorbeeld tot zijn vriendin Femke, in wie hij op veel punten zijn tegenpool ziet. Zij is heel energiek en ondernemend. Hij denkt vaak op zwakke momenten: ‘Waarom blijft ze bij mij en mijn gediagnosticeerde gestel?’ Door zijn ziekte heeft hij een wat gemankeerd zelfbeeld, want hij schiet ook vaak tekort, niet door zijn eigen toedoen maar doordat zijn lichaam het dagelijkse leven net niet bij kan benen. Die wetenschap zit helemaal in hem opgeslagen en zelfs als het redelijk goed gaat, ziet hij toch geregeld afwijzingen in de blikken van anderen, en dat beïnvloedt ook hoe hij naar zijn vriendin kijkt, en naar al die gezonde condities om hem heen.’
Je merkte op dat Vincent Pek geen notoire sukkel is maar dingen in zijn leven door kleine, ongelukkige wendingen (zoals een TV-optreden) toch behoorlijk in de soep lopen. Dit impliceert dat de condities en voorwaarden om mee te doen in de maatschappij best streng zijn. Was dat ook iets wat je in Condities wilde leggen?
Thomas: ‘Ik wilde geen maatschappelijke misstand aantonen en het was evenmin mijn bedoeling om mensen een spiegel voor te houden of iets dergelijks, ik wilde gewoon zijn verhaal vertellen. Condities moest geen verkapte reflectie op de zorg of een kritische analyse worden van hoe we in de maatschappij met afwijkingen omgaan. Ik houd ook niet van boeken die pamflettistisch worden, prekerig zijn of al te nadrukkelijk stelling nemen. Maar ik denk wel – dat merk ik ook aan dankbare reacties uit de medische hoek op mijn roman – dat mensen niet zo graag praten over ziektes en aandoeningen. Heel veel mensen hebben varianten van de ziekte van Crohn, darmaandoeningen en soortgelijke kwalen, en daar hoor je zelden iemand over. Het is een taboe, een beetje vies en ongemakkelijk. Ik dacht echt niet: ‘Ik ga nu de barricades op, ik ga taboes doorbreken,’ maar ik had wel iets origineels te pakken waar relatief weinig over werd geschreven. Ziektes en aandoeningen worden snel op een schaal gelegd qua heftigheid en ernst, waardoor veel chronische, maar niet-dodelijke ziektes weinig aan de orde komen en onbelicht blijven.’
Vincent Pek besluit zijn boek te schrijven in de hoop om zijn ziekte bruikbaar te maken en toch weer een beetje grip op zijn leven te krijgen. Hij gaat het letterlijk in een narratief plaatsen. Waarom denk jij dat we chronische ziekten, die van zichzelf veelal statisch zijn, toch vaak in een lineair narratief proberen te duwen? Waarom verlangen we toch vaak naar een klassiek verhaal van strijd en overwinning?
Thomas: ‘Deels heb je, als je het over een boek hebt, te maken met een spanningsboog die een chronische ziekte per definitie niet heeft; een chronische ziekte heeft niet echt een natuurlijk einde. Maar daar moet je als schrijver wel naar op zoek omdat het anders te egaal wordt. De behoefte van mijn hoofdpersonage om het in een narratief te plaatsen ontstaat omdat zijn chronische ziekte hem overvalt; plotseling krijgt hij klachten, wordt het benoemd en krijgt hij een diagnose op zijn hoofd gestempeld. Het overkomt hem min of meer. Zoals bij zo veel chronisch zieken. En dan moet je daar ineens iets mee, is dat je nieuwe status en moet je jezelf ertoe verhouden.
Dat is het gekke van een chronische ziekte: het klinkt vaak als een verklaring voor mysterieuze symptomen maar eigenlijk is het een gebrek aan een verklaring; ze merken dat er iets mankeert of niet helemaal werkt zoals het zou moeten – maar ze weten niet wát er exact misgaat, waar het vandaan komt en vaak ook niet hoe ze het op moeten lossen. Zo krijgt Pek van de arts in het ziekenhuis te horen: je hebt waarschijnlijk de ziekte van Crohn want we kunnen aan de waardes zien dat er iets mis is. Vervolgens krijgt hij te horen: maar waar het precies vandaan komt weten we niet en hoe we het moeten genezen ook niet – we kunnen eigenlijk alleen de symptomen bestrijden. Hij vraagt zich af of dat niet voor alles geldt; of je indien je alles maar lang genoeg afpelt – je helemaal niet weet waar je gevoelens of gedachten vandaan komen. En of dat niet gewoon de menselijke conditie is, alleen maar de symptomen kunnen beschrijven en bestrijden.
Maar goed, die boodschap is heel heftig; niet alleen de aard van de mededeling, maar ook dat je er voortaan mee moet leven. Dan is het (denk ik) een logische en begrijpelijke reflex – die heb ik zelf niet hevig maar herken ik wel – dat je daar iets mee wilt kunnen. Er grip op wil krijgen. In het geval van progressieve ziekten kan het verloop ernstig zijn, maar er is vaak wel een plan: we gaan deze behandeling proberen en als die aanslaat, dan kan het (in het meest gunstige geval) echt volledig verdwijnen. Hoe kansloos en uitzichtloos de situatie soms ook is, dat geeft nog wel een gevoel van hoop. Dit doet natuurlijk niets af aan de ernst van progressieve ziekten. Een chronische ziekte is alleen een ander verhaal, omdat het eigenlijk een gebrek is aan elke vorm van duidelijkheid, een gebrek aan mogelijkheden om nog helemaal te genezen. Dat is zo ingrijpend dat mensen de behoefte voelen om er nog wel iets mee te doen of van te maken.’
Pek laat zich door zijn uitgever overhalen om een persoonlijke roman te schrijven over zijn chronische aandoening, omdat zijn uitgever denkt dat dit meer zal aanslaan dan een literaire verhalenbundel. Maar het publiek reageert er sceptisch op omdat ze de truc doorzien. Was dit kritiek op de autobiografische hype?
Thomas: ‘Nee, kritiek klinkt te sterk. Ik merk wel dat de nadruk in een krimpende boekenwereld (minder boekwinkels, minder lezers) vaak komt te liggen op het waarheidsgehalte van het boek, soms is het autobiografische haakje het enige middel waarmee je fictie verkocht of in een tijdschrift krijgt. Dat vond ik interessant om te thematiseren. Juist omdat Pek niet alleen de afweging moet maken hoe hij omgaat met zijn ziekte, maar ook de vraag of hij het publiekelijk wil openbaren of niet. De uitgever is weliswaar tamelijk opportunistisch en vlot gebekt, maar wat hij zegt vind ik helemaal niet zo gek of onverstandig. Want hij krijgt die bundel korte verhalen van Pek en één verhaal vindt hij het beste, dus Pek raakt zelf ook overtuigd dat dat verhaal echt het sterkste is. Bij het korte verhaal van mezelf merkte ik ook; hier zit wel een stuwende kracht in. Vincent vraagt zich af: durf ik dat aan? Laat ik het los in de publieke ruimte? Stel dat ik het liever niet wil maar het wel mijn beste boek oplevert? Dat zijn afwegingen die hij moet maken.
Het klopt dat de uitgever hem op dat spoor zet, maar in mijn ogen is hij niet alleen een volgzame sufferd. En hij heeft de pech dat hij, als zijn boek eenmaal verschijnt, door de combinatie van een gehaaide talkshow presentatrice en opspelende lichaam, zijn grip verliest op de wereld om hem heen; daardoor is er weinig oog voor de literaire kwaliteiten van zijn werk. En dat is een tendens die je vaker ziet als het gaat om boeken met een autobiografische achtergrond: dat het meer gaat om het verhaal eromheen dan het boek zelf. Maar dit is niet per se bedoeld als spiegel of kritiek want ik denk niet: de uitgevers doen het verkeerd of het ligt allemaal aan het publiek. Het is een goed verklaarbaar, vrij logisch mechanisme waar moeilijk uit te komen valt. Ik snap ook dat een journalist bij een roman over iemands drugsverleden denkt: dat autobiografische leent zich voor een gesprek. Ik vraag me tijdens het lezen ook weleens af: zou dit echt gebeurd zijn? Die vraag vind ik ook helemaal niet fout of verwerpelijk, ik vind het alleen jammer dat de gesprekken over boeken daar vervolgens ophouden.’
In het boek ontstaat een Droste-effect omdat je als schrijver (Thomas) met een chronische ziekte een boek schrijft over een schrijver (Vincent) die een boek schrijft over een schrijver (Gregor) met een chronische ziekte. Je lijkt daarmee precies op het snijvlak tussen fictie en non-fictie te gaan zitten. Als lezer kreeg ik een enorm zelfbewustzijn, zo strooit de uitgever zo rijkelijk met superlatieven dat ik ze niet meer durf te gebruiken.
Thomas: ‘Dat begrijp ik, ja. Ik heb al van veel verschillende mensen te horen gekregen dat ze graag wilden reageren maar niet wilden klinken zoals de uitgever, dus zichzelf maar een beetje inhielden. Het is niet zo dat het boek wat Vincent schrijft ook het boek is wat je uiteindelijk in handen hebt of dat ik via een fictief personage bedekt over mezelf schrijf. In mijn hoofd ging het steeds over iemand anders (Vincent Pek dus) die binnen de kaften van dit boek zijn eigen boek schrijft en dat is onvermijdelijk een soort metaspel.
Voor mij was de centrale of voortstuwende vraag van het verhaal uiteindelijk: hoe moet je jezelf als jong, slim, betrekkelijk vitaal persoon, die ineens een chronische ziekte krijgt, tot die ziekte verhouden? Die verhouding speelt op allerlei niveaus: in relatie tot je geliefde, in relatie tot de medicijnen die je neemt, in de relatie tot je schoonouders en tot je eigen ouders. Wat moet je er precies mee? Wat kun je het beste doen? Wat zijn de ongemakken? En uiteindelijk ook: wat moet je ermee ten opzichte van de publieke ruimte? Moet je het voor je houden? Of het als een pleister van de wond trekken en tegenover iedereen zeggen: dit is nu eenmaal zo, dit ben ik nu?
Dat vind ik relevante vragen die niet eens echt over een schrijver of over pijnlijke darmen gaan, maar over iemand die zich moet verhouden tot een lijf wat niet meer synchroon loopt met zijn geest. Ik heb ook gedacht: kan ik Pek een filmregisseur laten zijn? Maar dan had ik weer hele filmploegen nodig. Uiteindelijk vond ik schrijven het meest praktische beroep, want dat doet een mens alleen en hij moet het ook allemaal in zijn eentje uitvinden. Die neiging om zelf zijn verhaal te bepalen hangt ook samen met controle. Op veel cruciale momenten maken anderen beslissingen voor hem; iemand anders in Condities zegt tegen hem: ik ben zwanger, iemand anders zegt: je bent ziek, de uitgever zegt: dit is het verhaal, zijn vriendin zegt: ik ga weg. Ik vond het belangrijk dat hij, als een soort reactie op dit alles, zelf iets zou maken. En dat hele literaire spel dat zich in het slot van het boek ontvouwt, vind ik ook interessant – het was me niet direct te doen om alle métalagen, maar het is er ook niet per ongeluk in gekomen.’
Vincent voert voortdurend een gevecht om deel te blijven nemen aan het gewone, dagelijkse leven; naast de bevestiging die hij uit het schrijven van zijn boek haalt, besluit hij ook om zaaddonor te worden. Waarom word hij door zijn ziekte zo druk met het valideren van zijn bestaansrecht?
Thomas: ‘Moeilijke vraag. Ik vind het tricky om daar algemene uitspraken over te doen want over het algemeen weet ik dat natuurlijk niet – maar je maakt als mens altijd een verhaal van jezelf en voor jezelf, en aanvankelijk is dat in veruit de meeste gevallen het verhaal van een gezond iemand met de wereld aan zijn of haar voeten. Een diagnose is een bruuske koersverandering van dat verhaal en dat is heel ingrijpend. Ik denk dat daar alleen al een tegengas aan levenslust vandaan komt. Pek denkt: ik wil er nog wel zijn, ik ben er nog wel, ik kan dit en dat nog. In zijn geval gaat het dus om een auto-immuunziekte, een lichaam dat zichzelf aanvalt. Dat vond ik een mooi beeld: dat je gevangen zit in een lichaam dat zichzelf onder vuur neemt. En hij was daarvoor al niet de meest nadrukkelijk aanwezige, florerende persoon. Door alle lichamelijke klachten waarbij ook nog wordt benoemd: jij valt jezelf aan, dit ben jij nu – spoelt hij met een golf van schaamte weg in een soort verstild verdriet.
Maar uiteindelijk wil hij ook juist door het gevoel dat hij alleen nog maar krimpt en kleiner wordt toch iets betekenen, en dat kan op verschillende manieren; het zaaddonorschap voorziet vrij letterlijk in de behoefte om het leven door te geven. Dat helpt hem om weer wakker te worden nadat hij zich heeft verstopt. Gevoelsmatig paste het zaaddonorschap goed bij zijn psychologische proces na de diagnose, en dat wordt versterkt doordat zijn eerste vriendin Jana niet zwanger is van hem maar van iemand anders. Daardoor voelt het alsof alles al voor hem bepaald is, maar ook alsof zijn leven net zo goed linksaf had kunnen slaan richting een kind, als gezonde vader, en toevallig rechtsaf ging richting een ziekte. Emotioneel houdt dat voor hem verband, ook al weet hij dat de twee zaken van elkaar losstaan. Dit alles doet bijelkaar nog een schepje bovenop zijn verlangen om wél iets te betekenen, te presteren en gezien te worden. En al die toestanden.’
Ik vroeg me in het verlengde daarvan af of zijn reactie op zijn ziekte ook carpe diem of smell the roses had kunnen zijn – maar hij wordt volledig door schaamte overspoeld. Waarom speelt schaamte zo’n grote rol?
Thomas: ‘Dat hij niet kiest voor een extravagant en hedonistisch pad komt door een combinatie van overrompeling, zijn fysieke gesputter, en het rationele besef dat alcohol of nachtenlang feesten hem allerminst zullen helpen. Er staat een passage in Condities waarin Pek voor een slijterij staat en beseft dat hij zichzelf sowieso niet helpt door zich te bezatten. En schaamte is bij hem (en ik gok ook bij veel anderen) aanwezig door de abruptheid van zo’n diagnose, dat verstrekt het idee dat je ergens op betrapt wordt, alsof je op een fout wordt betrapt, want het is iets wat niet volgens het voorgeschreven plaatje verloopt. En ik denk ook doordat de praktische verschijningsvormen – zeker van deze ziekte: buikpijn, naar de wc moeten, poep – dingen zijn waarvoor hij zich erg schaamt. Kortom: om niet helemaal aan de buitenwereld te durven te laten zien dat dit is wie je bent geworden.’
Pek gaat een experimentele fase in waarin zijn moeder hem meesleept naar alternatieve artsen en praktijken. Voor mij was dat ‘into the woods’-gevoel herkenbaar; er zijn zoveel tips en adviezen, er zijn supplementen, theorieën, onderzoeken en interpretaties, trainingen en gidsen, maar niets is zeker.’
Thomas: ‘Ja, Pek kijkt wel met enige afstand naar die alternatieve artsen en alternatieve diëten, die hem door zijn moeder maar ook door anderen worden aangereikt of opgedrongen. Hij luistert vanuit de gedachte: het kan hoogstwaarschijnlijk geen kwaad, maar toch irriteert het hem ook, dat er voortdurend weer iemand zegt: jij moet naar die arts gaan, jij moet deze thee eens proberen. De uitgever vertelt bijvoorbeeld dat zijn vrouw op vakantie van buikpijn opknapte door een bepaald supplement, en vraagt Pek: kun jij dat niet proberen? Het is aardig bedoeld, maar Pek weet dat supplementen voor hem weinig uitrichten.
Die welwillende adviezen vond ik belangrijk omdat ze tegelijkertijd het gevoel versterken dat er iets aan te doen is en dat mits je maar goed oplet, de juiste groenten eet, de juiste leefgewoonten aanneemt en naar de juiste ademhalingscoach gaat, het dan allemaal te genezen valt – terwijl een chronische ziekte eigenlijk pech is, iets wat vanaf je geboorte in je lichaam zit en waar je je niet écht tegen kunt verzetten. Je kunt er hooguit goed mee leren leven. De omgeving versterkt zo het gevoel bij Pek dat hij er zelf verantwoordelijk voor is dat hij ziek is geworden, en daardoor wordt het nog ingewikkelder. Als je denkt: ‘Ik heb iets fout gedaan maar ik weet niet precies wat het is’ dan lijkt lijkt dat me nog een moeilijkere gedachte dan als je denkt; ‘Dit lag buiten mijn macht, om deze aandoening heb ik niet gevraagd.’
Veel mensen appelleren met hun welwillende adviezen toch aan het idee van de maakbaarheidscultuur; je kunt er iets aan doen en misschien kun je het zus of zo bijsturen. En ook bij zijn boekpresentatie vragen mensen; ‘Hey, ben je lekker aan het sporten?’ Ze praten net in een andere toon, ze begrijpen het allemaal eigenlijk net niet. En zijn moeder wil hem helpen en dat is lief maar uiteindelijk jaagt ze hem daarmee alleen maar op. Ik begrijp zowel haar poging om iets goeds te doen en het leed van haar kind te verlichten als zijn toenemende weerzin daartegen; want het helpt allemaal niet.’
Wat ik mooi vond was manier waarop je zowel het kille en medische jargon neerzet als de spirituele leuzen van alternatieve artsen, zoals een alternatieve Franse arts die het steeds tegen hem heeft over ‘le mind’. Ze spreken op een lyrisch positieve en zalvende tegen hem, maar juist omdat Vincent veel registreert en vrij rationeel is, laat het de licht infantiliserende uitwerking van zo’n toon zien. Het illustreert een beetje waarom mensen zo allergisch zijn om in de rol van patiënt terecht te komen.
Thomas: ‘Ik wilde ervoor waken dat Pek geen schlemielig slachtoffer werd. Ik wilde juist een moeilijk en onhandig maar slim personage dat dingen doorziet en er het zijne van denkt; dat wilde ik sterk laten contrasteren met het zweverige jargon van alternatieve artsen en onbewezen behandelingen. Artsen zitten in hun eigen wereld; ze hebben hun eigen rituelen, idioom en talen. Daarom vond ik het ook belangrijk om de taal van het ziekenhuis ambtelijk en hard te maken. Vanaf het begin af aan heeft Pek sowieso weinig vertrouwen in de alternatieve artsen, je zou zelfs kunnen denken: misschien werkt het sowieso niet omdat hij er geen enkel vertrouwen in heeft – en het is zeker niet zo dat ik de alternatieve geneeskunde wil afserveren, maar het is een wereld die zich moeilijk laat verenigen met hoe Pek zich van binnen voelt. En ik had veel van die zinnetjes in m’n hoofd, zoals die Franse arts die enthousiast vertelt dat zijn sterftekans jaarlijks wel met 3% afneemt en dan denkt Vincent bij zichzelf: die blijft altijd 100%.’
Vincent is bang om niet te voldoen aan de voorwaarden van de buitenwereld, terwijl je een buitenwereld schetst die slordig, gehaast en ongeïnteresseerd is. Hij wordt laat of niet teruggebeld door het ziekenhuis, zijn vriendin Femke is druk met haar proefschrift en vraagt niet echt door, zijn uitgever zit boordevol beloftes.
Thomas: ‘Ja, dat klopt. En dat heb ik niet verwijtend bedoeld. Net zoals ik wel snap dat de uitgever aanstuurt op dat éne verhaal, in wat overdreven jargon weliswaar, maar wat hij zegt is best redelijk. Zo begrijp ik op vergelijkbare wijze dat een arts laat terugbelt want die heeft het nu eenmaal te druk – dat is de status quo in alle ziekenhuizen. En dat is geen aanklacht. Ik vond het goed passen omdat Pek erg het gevoel heeft dat hij op zichzelf is aangewezen. Dat het allemaal niet lukt wordt wel versterkt door wat jij opsomt – dat gevoel probeer ik ook op te roepen in het verhaal. Het ziekenhuis heb ik zoals je weet persoonlijk leren kennen, en het was vrij belachelijk hoe lang alles vaak duurde – maar het is overmacht. Het is niemands fout en het is ook niet alsof de dokter eerst alle anderen patiënten gaat bellen voor ze aan hem toekomt. Er zijn gewoon te veel patiënten.’
Ik kreeg de indruk dat hoe meer Vincent erop gericht raakt om zijn haperende lichaam te overwinnen, des te slechter het eigenlijk gaat. Dit deed me denken aan het essay van Susan Sontag – Illness As Metaphor – en dat we soms alle bijkomende metaforen over ziekten internaliseren (in de rol van patiënt worden geduwd), wat zijn situatie verergert. Had hij de blik van de buitenwereld niet beter buiten kunnen sluiten? Want dat kan ook een vorm van voor jezelf zorgen zijn.
Thomas: ‘Ja, dat zou kunnen maar dat weet je nooit zeker, omdat een ziekteverloop heel grillig kan zijn. Het is moeilijk te voorspellen hoe zo’n ziekte zich ontwikkelt, ook als je de hele tijd relatief veilig op de bank blijft liggen of zeer gezond leeft. Het is wel zo dat Vincent zijn lichaam extra op de proef stelt en er in het tweede deel van het boek veel stress op hem afkomt omdat hij iets publiekelijk doet. Het is alleen onmogelijk om na te gaan wat nu precies waardoor komt. En je kunt wel zeggen: misschien had hij er beter aan gedaan zich te schikken naar zijn ziekte en gelijkmatig te leven, maar voor hem voelt zijn ziekte als een capitulatie. Hij is aan het begin terneergeslagen, tam en verdrietig, ook een beetje boos op zichzelf. Want hij wil meer zijn dan alleen zijn ziekte, maar ook meer zijn dan alleen zijn lichaam. Pek is heel ambitieus. Hij wil iets maken en iets doen wat mensen misschien niet verwachten. Hij wil laten zien wat hij in zich heeft. Dat zijn voor hem allemaal zulke belangrijke afwegingen, dat hij het zichzelf niet zou vergeven als hij helemaal niks zou doen. Voor hem is dat cruciaal.’
Van weinig ondernemen wordt hij ook somber…
Thomas: ‘Het is steeds hetzelfde terugkerende dilemma: je zou kunnen beweren dat het stom is dat hij zichzelf zo op de proef stelt: ‘hij moet gewoon rustiger aan doen en zich niet zo op dat boek storten of toch uit eten gaan met zijn vriendin’. Maar hij wil die dingen wel graag aan kunnen en hoopt steeds dat hij iets juist nog net wel kan, want hij wil gewoon zo goed mogelijk meedoen. Zijn neerslachtigheid verdwijnt deels als hij aan het boek schrijft; het brengt hem ook iets. Tot hij zich door zijn boek meer in de publieke arena begeeft en het in hem gaat borrelen en rommelen. Dat televisie-optreden vond ik een mooie aanleiding en manier om zijn lijf weer te laten spreken tussen de goed werkende, gezonde lichamen. Hij raakt meer en meer gevangen in een web van blikken, van het verhaal dat hij heeft geschreven, van een uitgever die enthousiast is maar niet meer precies weet wat hij ermee moet. Maar ook dan weigert hij om zichzelf alleen maar te schikken in zijn ziekte, en dat lijkt me een heel menselijk en mooi streven.’
Condities is verschenen bij uitgeverij Das Mag
