Nadat zijn vriendin is vertrokken met het verzoek aan Daan Heerma van Voss om zijn angsten te onderzoeken (hij heeft zijn angststoornis goed voor de buitenwereld verborgen, maar het ontging haar niet dat hij zichzelf door de dag ploeterde) besluit hij om de uitdaging (vriendin: ‘Zie het anders als een reis’)  aan te gaan (Daan: ‘Je weet dat ik niet graag alleen reis’) en een angstonderzoek (Daan: ‘Mensen kijken me raar aan.’) te beginnen. Zoals hij opmerkt: ‘Er is geen organisme zo minuscuul dat het geen angstreactie kent, er is niemand zo groot dat hij aan angst ontkomt’.) Daan neemt je mee op een persoonlijke zoektocht naar de oorsprong van zijn angsten en dwarrelt de wereld in; hij reist naar een vriend op het afgelegen Franse platteland met een hoop (angst)boeken, een paar sloffen en een percolator, volgt de voetsporen naar zijn muzikale maar door angst overspoelde overgrootvader in Indonesië, komt terecht in Driebergen-Zeist voor een angsthazencongres (ooit gestart door de ‘angsthaas’ Marina de Wolf-Ferdinandusse die de eerste Angst-, Dwang- Fobiestichting van Nederland oprichtte en haar angstpatiënten de geuzenaam ‘angsthazen’ gaf), vliegt naar San Fransisco voor een gesprek met de angstige kunstenaar Michael Bernard Loggins (die een boek over angst heeft geschreven, bestaande uit een waslijst van zijn angsten), bezoekt zijn vroegere voetbalvereniging in Amsterdam en waait uit in Zandvoort om met angstpatiënten te praten die beschermd wonen.

Bezorgde Angsthazen
Het zijn hartverwarmende ontmoetingen met lotgenoten en ‘mede-angsthazen’ die Daan Heerma van Voss meeslepend en humorvol beschrijft, waardoor het beangstigende boek (ondergetekende angsthaas was een beetje bang voor de herkenning) minder zwaar leest dan je op basis van het thema zou verwachten. Zo bespreekt hij in een café in de Jordaan (in een poging om de overerving van zijn angstige natuur te achterhalen) de roaring twenties en de jazz age van zijn moeder (zijn moeder ging als angstige twintiger in psychoanalyse, kreeg een vernietigend psychologisch rapport met als conclusie dat ze leed aan freudiaanse “fallusnijd”, leerde zijn vader op een psychoanalytisch congres kennen, kreeg twee zoons en studeerde tenslotte binnen de sociologie op de psychoanalyse af, wat de feministen onder ons echt niets dan goed kan doen), waarop ze samen op het psychoanalytische rapport proosten en in een deuk liggen. Tijdens een congres ontmoet hij mede-angsthaas en cabaretier Pepijn, die angsthazen motiveert en werkelijk alles aan therapieën heeft geprobeerd (‘Mediteren, schreeuwtherapie, familieopstellingen, knuffelen, mindfulness, op een bank liggen terwijl ik moest denken aan de oervader, achter aan paard aanlopen om mezelf te aarden.’ ) en Daan maar terplekke omtovert tot zijn nieuwe therapeut. Hij bezoekt de zonderlinge dichter Michael Bernard Loggins die hem dankbaar de krabbel ‘Life is very precious, in a good way!’ geeft en in Fears of Your Life (2004) een indrukwekkende waslijst heeft opgesteld van alle objecten die angst en vrees kunnen opwekken (waaronder; de angst om alleen gelaten te worden, angst voor vleermuizen, angst om anders te zijn, angst om omhelsd te worden en angst voor mensen die bang zijn voor hemzelf). En hij heeft een mooie ontmoeting met een angstpatiënt (Ferry) die hem met alle geweld een cadeautje wil geven: één van zijn zelfgemaakt schilderijen (hij weet zelf niet meer dat hij ze heeft geschilderd). Tijdens een angstaanval heeft Ferry de bepaald niet bang uitgevallen drakenkoningin Daenerys Targaryen uit Game of Thrones geschilderd en Daan krijgt haar portret mee naar huis. De verbindende factor van deze ontmoetingen is een diepgewortelde existentiële angst, die zo’n overheersende rol in het leven van de angsthazen is gaan spelen, dat hun dagelijkse leven er sterk door wordt beperkt: tijdens de paniek en angstaanvallen verliezen ze de grond onder hun voeten en hebben ze het gevoel eindeloos te vallen.

De Bange Mens onderzoekt wat er gebeurt als angst of anxiety (een algemeen gevoel van existentieel onbehagen wat als een donker wolkendek boven je hoofd hangt oftwel een trouwe metgezel voor mensen die worden geplaagd door angststoornissen) een allesoverheersende, vloerende en verlammende uitwerking heeft op je zenuwstelsel. Er is immers een verschil tussen evolutionair nuttige angst (of: evolutionair inmiddels nutteloze angst; mijn geliefde brengt nog steeds op mijn verzoek spinnen die bij ons beschutting tegen de regen zoeken weer in een bekertje naar buiten) waardoor je op de vlucht slaat voor gevaar, of een ongedefinieerde angst die bergen energie kost en overal als een waarschuwende schaduw overheen hangt. De existentiële anxiety die je het gevoel geeft dat je boven alles vooral een verdwaalde marmelade gekleurde alien bent. Of zoals Daan het noemt, het ‘binnenstebuiten’ leven: “En het gekke is dat deze staat van totale kwetsbaarheid, dit binnenste buiten leven, op een gegeven moment, na maanden en maanden, aanvoelt als je enige bescherming. Want het naarste van alles is niet het op de grond zelf liggen, maar het moment vlak daarvoor; dat je wordt geveld door de zwaartekracht en de stenen op je af ziet komen. Wat er ook gebeurt, niet weer vallen.”

De veelvormigheid van angst
In een persoonlijke poging om het raadselachtige en meerkoppige gezicht van zijn angstdemoon te doorgronden doet Daan een veelzijdig en grondig onderzoek naar de veelvormigheid van angst; zo is er het biologische aspect met de evolutionaire, instinctieve en neurofysiologische verklaringen en de genetische aanleg voor angst, die nu eenmaal verschilt per persoon, maar de menselijke conditie is één ding. De narratieven over onze angstcultuur en de ontwikkelingen in onze omgang met angst, oftewel het discours van de angst (waarom we bang zijn, waardoor we bang zijn en wat bang zijn precies betekent) is door de eeuwen heen veranderd, de kennis over en blik op wat mensen nu precies angst inboezemt verandert daarbij ook voortdurend. Al hangt dat natuurlijk ook een beetje af van wat er speelt. Mijn vader was bang dat de bom zou vallen, ik maak me zorgen over bosbranden. De institutionalisering van de angst dankzij de opkomst van de psychiatrie, speelde tenslotte een belangrijke rol in onze verhouding tot angst. En los daarvan is er op de achtergrond altijd een eeuwenoude menselijke angst in relatie tot een snel veranderde en onveilige wereld geweest die regelmatig in de fik vliegt, waarin veel mensen (en dieren, for that matter) aan de goden (en gemeentes) zijn overgeleverd. Er zijn kortom een hoop monsters die gezamenlijk één grote schaduw vormen.

De Bange Mens onderzoekt of we de laatste tijd angstiger zijn geworden en welke factoren hierin een rol hebben gespeeld (de nineties waren bijvoorbeeld net als de jazz age een anxiety interbellum met overwegend optimisme, dat optimisme is sinds de klimaatverandering, de kredietcrisis en een hoop politiek gestoethaspel, samen met onze kansen op een betaalbare woning weer ingestort). Hoewel Daan aandacht geeft aan de talloze olievlekkerige angsten die ons kunnen belagen (zoals: de angst om verlaten te worden, de angst om iemand te verliezen, de angst om niet goed te presteren en niet goed genoeg te zijn, de angst sociaal voor schut te staan, de angst om niet van je angsten af te komen, de angst om je angsten door te geven, de angst voor de permanente angst, de meta-angst voor die angsten), is het boek vooral een onderzoek naar de maatschappelijke perceptie van angst door de eeuwen heen (“iets wat de zeventiende, achttiende, negentiende, twintigste en eenentwintigste eeuw met elkaar gemeen hebben, is dat er altijd werd en wordt gesproken over ‘het tijdperk van de angst’.”) Waar angst aanvankelijk werd geaccepteerd als een gegeven dat intrinsiek met ons bestaan was verweven (de oude filosofen schreven al tips en adviezen voor angstmanagement) en mensen soms onverklaarbare zenuwinzinkingen kregen, werden onze angsten later geïnstitutionaliseerd en een onderdeel van de medische wereld. Daarvóór had angst een functie: beter tien keer wegspringen voor een tak dan één keer op een slang gaan staan, een neuroot in de groep was mooi meegenomen. Een angstige geest wordt nu gemedicaliseerd. Wie niet meer tegen de maatschappij is opgewassen wordt gezien als een zwakkeling. Een belangrijk kritiekpunt in het boek is dat er onder de invloed van de booming business van de farmaceutische industrie, met het onderliggende idee om onze angsten zo efficiënt en snel mogelijk aan te pakken en het hoofd te bieden, tegenwoordig te makkelijk medicijnen worden voorgeschreven. Medicijnen die, zoals Daan tot zijn schrik achterhaalt, onder niet al te strenge criteria (zeg maar: als het medicijn voor drie op de honderd mensen werkt, dan wordt het goedgekeurd) op de markt worden gebracht, maar die wel degelijk een grote invloed hebben. De impact van medicatie geeft de patiënt, los van alle bijwerkingen, vaak een sterk gevoel van afhankelijkheid, zonder dat de onderliggende oorzaken of grondovertuigingen van de angsten worden aangepakt.

Daan verweeft de inzichten van een groot aantal psychiaters in zijn angstonderzoek. Persoonlijk werd ik wel nieuwsgierig naar de volledige interviews, vooral omdat de beroemde pillendokter René Kahn terugkomt op zijn voormalige boude claim dat een chemische disbalans te herstellen zou zijn met medicatie en we verder niet al te wolkerig over de menselijke geest moesten doen. Hij is hierover inmiddels deels van gedachten veranderd, maar legt uit dat zijn latere nuances nooit meer door de media zijn opgepikt (“In de jaren daarna heb ik geprobeerd genuanceerder te zijn, maar vaak wisten journalisten dan niet hoe snel ze de hoorn op de haak moesten gooien.”) Een mooie term die de ervaring van een angstpatiënt benoemt wordt door de Duitse psychiater Viktor von Gebsattel gegeven; de Gegenwelt of ‘tegenwereld’ verwijst naar de gevangenis en glazen stolp van een angstpatiënt, naar de totaal onherkenbare en absurde belevingswereld waar depressieve, angstige en psychotische patiënten in terechtkomen. Een wereld die ze ervaren op dezelfde wereld als mensen in een gezonde mentale toestand. Deze term benadrukt onze blik op de wereld en hoe je in een ‘onderwereld’ terecht lijkt te zijn gekomen tijdens een paniek- of angstaanval. Deze verontrustende (Lars-von-Trier-achtige)nachtmerriewerelddie de angstige, klinisch depressieve of de psychotische patiënt ervaart, voelt even ‘werkelijk’ aan als de wereld voor een gezond persoon. Daan schrijft over deze ervaring: “De tegenwereld lijkt alleen in uiterlijke zin op de wereld van ‘ervoor’, van ‘vroeger, van ‘lang geleden’, maar wordt beheerst door fluisterende kwade krachten, angstaanjagende verbanden en verontrustende gedachten die zich niet laten stopzetten.” Deze (bewuste en onbewuste) neurofysiologische processen van bewustzijnsvernauwing en -vervorming, waardoor de wereld in een bedreigende en stressvolle plek verandert, beschrijft Daan als een belevingswereld waarin alles in de context komt te staan van dood en verderf: “Veel van wat ik zag was in perspectief van verlies komen te staan; ik zag geen straat maar het bos dat was gekapt om plaats te maken, geen broodje kroket maar een vermalen koe.” Deze stressvolle toestand (met grote hoeveelheden cortisol) wordt door verschillende angsthazen onder woorden gebracht als: “een veel te strakke jas, een draaikolk, een afgrond, een gladde berg je beklimt, een eeuwige regenstorm, een storm aan dwanggedachten”.

Uiteindelijk vraagt Daan zich af of hij zijn door angsten geteisterde belevingswereld zichtbaar en invoelbaar kan maken voor zijn omgeving; kun je angstaanvallen onder woorden brengen en uitleggen aan iemand die ze zelf niet ervaart? Kun je ze delen met je geliefden en vrienden? Of loop je altijd het risico te worden gezien als een zwakkeling en een zeurpiet als je niet functioneert of voldoet aan de voorwaarden die de maatschappij aan je heeft gesteld? Zal hij zichzelf altijd een belasting blijven voelen voor zijn omgeving? En zich schamen voor de momenten dat hij zich slecht voelt en voor de honderdste keer aan zijn geliefde of vrienden om geruststelling vraagt? Of is er een andere manier om naar permanent gealarmeerde, angstige en overbezorgde paniekkippen en angsthazen te kijken?

Masker voor de buitenwereld
De Bange Mens is een mooi en genuanceerd onderzoek naar de manier waarop we in de huidige maatschappij met onze angsten omgaan. Je angsten onder ogen komen is niet altijd makkelijk, en wat als je van nature gewoon erg angstig aangelegd bent? Er zijn geen eenduidige of pasklare antwoorden of oplossingen voor. De Bange Mens probeert geen afsluitend narratief aan de lezer aan te bieden. Daans zoektocht heeft hem ook niet op magische wijze genezen, hij benadrukt dat het leren leven met angstaanvallen en -episodes, ook met zijn nieuw verworven kennis, inzichten en zijn contact met lotgenoten die in hetzelfde schuitje zitten, een proces van vallen en opstaan blijft. Hij schrijft openhartig over het gevoel enerzijds een angstige, klappertandende en bibberende schipbreukeling te zijn die nauwelijks door de dag komt, maar die anderzijds wel kunstjes voor de buitenwereld blijft opvoeren, wat leidt tot verwarring en vraagtekens bij zijn omgeving, en resulteert in een steeds groter wordende gespletenheid. The show must go on en zijn schaduwkant propt hij backstage, maar dit maakt hem steeds ongelukkiger, omdat we als mens vaak één gecompliceerd geheel zijn. (Zo mocht onze voormalige asiel- en jachthond Bliss van mijn vader bijvoorbeeld nooit op een puppycursus of hertrainingsprogramma om van haar verlatingsangst te genezen; hij wilde niet dat ze een slecht gevoel zou krijgen over wat hij zag als haar overgevoeligheid en levenservaring. Bliss ging altijd uit van het allerergste, wat haar een enorm goede waakhond maakte. Het betekende ook dat ze het eerste jaar altijd beslist met je meewilde naar de wc. Mijn ouders zijn uit verschillende whippet-communities gezet door haar overtrokken reacties, maar tijdens haar nachtwerk in een hotel is ze uitbundig geprezen door de politie van Amersfoort. Bliss is inmiddels een gelukkige whippetknuffel die zich minder bezig is gaan houden met ingebeelde verlating en meer aandacht heeft gekregen voor franse kaas. Ik weet niet waarom ik dit vertel.)

Een mooi inzicht is dat de enige manier om zijn innerlijke gespletenheid op te lossen, voor Daan vooral ligt in zijn acceptatie een panische, zwetende, zenuwinzinkende en angstvallige neuroot te zijn (mijn vriend: ‘Mag ik het lezen als je het uit hebt?’ mijn moeder: ‘Dat klinkt als mijn boek’, mijn reumatherapeut: ‘Ik heb het ook besteld’). Dit betekent niet dat angsthazen voor altijd verdoemd zijn tot de negen ringen van Dantes hel, omdat je de eigenschap kan interpreteren als de schaduwzijde van iets lichters. Zo ervaren bang uitgevallen mensen dat dit vaak samengaat met gevoeligheid en empathie naar hun omgeving, een bepaalde alertheid en juist (paradoxaal genoeg) een sterke verbondenheid met de wereld om zich heen. Het was evolutionair gezien ooit nuttig dat een bepaald deel van de groep fijnbesnaard en alert op gevaar bleef, waardoor de vraag opdoemt of het zin heeft om jezelf voor angstaanvallen af te straffen en er verbaal over in elkaar te slaan. Als angsthaas begrijp je na dit boek dat er helaas geen wegen om je angst heen te bouwen zijn en de enige weg soms bestaat uit dwars je angsten in te duiken. We moeten het helaas doen met veel schijnveiligheid. Zoals de psychiater Viktor von Gebsattel opmerkte, kan de eerdergenoemde Gegenwelt soms langzaam en geleidelijk weer overgaan in de normale wereld. Anything Could Happen, maar daar zit gelukkig ook de vrijheid, swing en spontaniteit van het leven in. Zo wordt Daan op een dag verrast door mede-angsthaas Pepijn, die opgelucht opbelt met het nieuws dat hij, voor het eerst sinds tijden, weer wat roze strepen ziet door het donkere wolkendek.

Aanbevolen artikelen